Informatiefiche Voedselbossen binnen de huidige Vlaamse beleidscontext: een situatieschets anno 2023

29/02/2024

Auteurs: Sander Van Daele, Annelies Loos (medewerkers BOS+) en Bert Reubens (ILVO, coördinator Agroforestry Vlaanderen).

Met de medewerking van ANB en het Departement Landbouw & Visserij.

Ten geleide

Voedselbossen zijn aan een opmars bezig in Vlaanderen. Maar zoals dat vaak gaat met pioniers en met “nieuwe” landgebruiksvormen, moeten deze nog een plek weten te veroveren binnen het beleidskader, wet- en regelgeving. Afhankelijk van de uitgangsituatie en de beoogde voedselbosvorm, -beheer en eventuele inkomstenmodel, heb je telkens met heel specifieke regelgeving te maken. Daardoor is het nog makkelijk struikelen over wat mogelijk is per situatie, al dan niet met subsidies.

Ontwikkelingen en denkoefeningen hierrond zijn volop lopende. Met dit overzicht proberen we daarop een update te geven met de situatieschets anno 2023. Omwille van de complexiteit van de materie en de snelle ontwikkelingen, kunnen we niet garanderen dat dit overzicht volledig correct zal blijven in de nabije toekomst. We proberen met dit document wel een zo integraal mogelijk beeld te schetsen en differentiëren de regelgeving naargelang de instantie die ze oplegt. Het is geenszins de bedoeling van deze infofiche om volledig te zijn voor wat betreft bv. alle wetgeving inzake de opstart van een onderneming, belastingverplichtingen, etc. Enkel wanneer er aandachtspunten of verduidelijkingen van toepassing zijn specifiek rond het statuut, grondbestemming en aan en beheer van een voedselbos, wordt dit opgenomen.

In deze tekst definiëren we een voedselbos voorlopig als een ecosysteem dat door de mens is ontworpen naar het voorbeeld van een natuurlijk bos met een grote verscheidenheid aan (doorgaans meerjarige) planten in verschillende lagen en met als hoofddoel het produceren van voedsel. Het gebrek aan een formele definitie momenteel nog tot heel wat juridische onzekerheden en misverstanden. Met dit document willen we deze alvast tot een minimum terugbrengen.

Voedselbos De Woudezel
Voedselbos 'De Woudezel' in Houthulst.

Voedselbossen: bos of landbouwproductiesysteem?

Eén van de grote troeven van voedselbossen is dat ze voedselproductie en natuurwaarden weet te verenigen in één systeem. Daarnaast zijn er echter diverse interpretaties van wat een voedselbos precies is en hebben ze een grote verscheidenheid aan verschijningsvormen. Daardoor blijft het tot op heden een belangrijke vraag, die niet eenduidig te beantwoorden is, of voedselbossen wettelijk gezien als bos worden beschouwd of als vorm van landbouw, mede door de afwezigheid van een formele definitie.

Die vraag is om een meerdere redenen van belang:

  1. De regelgeving uit het Veldwetboek m.b.t. het aanplanten van bomen en bos: Om een bos (Bosdecreetbos of vegetatie die juridisch als bos wordt beschouwd) aan te planten in agrarisch gebied (in de brede zin) op het gewestplan, heb je een vergunning van het schepencollege nodig. Een andere beperkende regel is dat je met een bosaanplant altijd 6 m afstand moet bewaren van aangrenzende landbouwpercelen. Sinds 21 september 2021 wordt in Art 35 bis_Vlaams_Gewest §5 echter verduidelijkt dat de bosrand (bestaand uit mantel en zoom vegetatie) wel nog tot 0,5 m van de perceelsgrens tot ontwikkeling mag komen. Gaat het niet om bos maar bv. een bomenrij of fruitboomgaard, dan geldt meestal een afstand van 2 m voor hoogstammige bomen of 0,5 m voor struiken. De bebossingsvergunning is niet vereist voor aanleg van een boslandbouwsysteem (zie verder).
  2. Wanneer een vegetatie juridisch als bos beschouwd wordt, valt het onder het Bosdecreet en heb je voor zeer veel acties een machtiging nodig van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) om die actie uit te voeren of regel je dit best in een beheerplan. Vooral wanneer men van een bestaand Bosdecreetbos een voedselbos wil maken (zie verderop), kan dat een belangrijke hinderpaal zijn.
  3. Het Bosdecreet houdt ook strenge voorwaarden in om terug naar een ander landgebruik te gaan: in principe is ontbossen verboden. Een uitzondering hierop is in woon- en industriegebied, waar men kan ontbossen na bekomen van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen en boscompensatie (in natura of financieel, maar vanaf 3 ha sowieso in natura). Aanplanten jonger dan 22 jaar in het agrarisch gebied kunnen ontbost worden zonder vergunning en mits eenvoudige melding, maar enkel als het omwille van een terugkeer naar een landbouwteelt betreft.

De definitie van bos in het Bosdecreet is: “(…) grondoppervlakten waarvan de bomen en de houtachtige struikvegetaties het belangrijkste bestanddeel uitmaken, waartoe een eigen fauna en flora behoren en die één of meer functies vervullen.

Of een vegetatie of aanplant als bos beschouwd zal worden is onafhankelijk van de bestemming van die grond. Veel hangt af van de opbouw, de structuur, het uitzicht en het karakter van een voedselbos en het type gebruik en beheer dat men voorziet of toepast. Bepaalde voedselbossen zijn zeker als bos te beschouwen. Hoe hoger de densiteit van bomen en struiken in het voedselbos is, hoe meer het als bos te beschouwen zal zijn. Aanplanten van groter dan 10m op 10m en met meer dan 50% kroonbedekking, vallen daar hoogstwaarschijnlijk onder. Voor wie het voedselbos van Martin Crawford in het VK kent: onder de (huidige) Vlaamse wetgeving is dat zo goed als zeker een bos. Andere voedselbosrealisaties (of delen ervan) zijn eerder als een vorm van landbouw te beschouwen (zie hierna). Zeker in die laatste gevallen, let men best op met het gebruik van de term “bos”. Dat concept is immers niet vrijblijvend en is aan strenge regels onderworpen. Op deze pagina van ANB staat een behapbaar overzicht van wat wel en niet onder de definitie voor bos valt.

Merk op: naast de vraag of een voedselbos als bos dan wel als een vorm van landbouw wordt beschouwd, kunnen ook andere aspecten de beleidscontext en het juridisch kader beïnvloeden. Denk daarbij bv. aan de mate waarin een voedselbos al dan niet tot doel heeft een economisch rendabele activiteit te zijn, of door wie het initiatief opgezet wordt: een actieve landbouwer, een coöperatie, een groep vrijwilligers, buurtgenoten...

Een voedselbos inrichten als landbouwproductiesysteem

Voor landbouwers is het doorgaans wenselijk om voor een voedselbos het landgebruik effectief erkend te houden als landbouwkundig gebruik. Maar dat kan ook het geval zijn voor voedselbossen in meer hobbymatige context of waarin voornamelijk educatieve of sociale doeleinden nagestreefd worden. Belangrijke redenen zijn de regelgeving en verplichtingen inzake oogsten en kappen, die binnen boscontext vanzelfsprekend meer beperkend zijn dan binnen een agrarische context. Enkel als een voedselbos niet de typische karakteristieken van een bos heeft in diens verschijningsvorm (zie hierna), kan het echter een landbouwsysteem zijn. In dat geval is meestal ook geen vergunning nodig om bomen en struiken aan te planten in landbouwgebied.

In veel aanvragen tot de aanleg van een voedselbos betreft het eerder buurtgroen, waar omwonenden (al dan niet vrij) kunnen plukken met focus op recreatie. Voorkeur voor dergelijke realisaties ligt op restpercelen of ingesloten percelen van het agrarisch gebied, met onmiddellijke aansluiting bij woongebieden.

In andere situaties wenst men een bestaand landbouwperceel in agrarisch gebied effectief om te vormen tot een productief voedsel(bos)systeem, waarbij het voedsel produceren en oogsten overwegend als een landbouwkundige activiteit beschouwd wordt. Voor die duidelijke classificatie als landbouwactiviteit kijkt men dan vooral naar productie en bedrijvigheid: “Onder landbouw wordt verstaan, landbouw in de ruime zin van het woord, namelijk het beroepsmatig kweken van planten of dieren voor de markt en niet voor recreatieve doeleinden”. Als dat effectief het geval is, heeft dat een invloed op de juridische context en vergunningsmogelijkheden. Zo is een duidelijke herkenbaarheid als landbouwactiviteit belangrijk indien handelingen en/of constructies (denk aan sanitair, berging, oogstverwerking…) nodig zijn voor de uitbating van het voedselbos die niet in het vrijstellingenbesluit gevat worden. In dat geval moet de vergunningverlener namelijk nagaan of het gevraagde verenigbaar is met de gebiedsbestemming bij het relevante gemeente- of provinciale bestuur. De richtlijnen kunnen nagekeken worden via het Omgevingsloket. Ook de aanvraag van omgevingsvergunningen gebeurt best via dat platform.

Voedselbos De Woudezel
Voedselbos 'De Woudezel' in Houthulst.

Aangezien het Bosdecreet heel wat beperkingen oplegt (ontbossingsverbod, machtiging om bomen te kappen,…), is het meestal wenselijk om ervoor te zorgen dat het landgebruik van een voedselbos niet als ‘Bosdecreet-bos’ beschouwd zou kunnen worden. Dit kan immers onafhankelijk van de bestemming van een grond. Wanneer het echter de bedoeling is om een perceel met een (jong) bos binnen agrarisch gebied toch terug in landbouwgebruik te nemen, kan via een melding toch ontbost worden binnen een termijn van 22 jaar na aanplant of spontane bebossing, of na 25 jaar indien drie jaar eerder een exploitatie (bijvoorbeeld dunning) gebeurde (Artikel 87 in het Bosdecreet). Merk op: deze uitzondering geldt enkel voor landbouwers die tot aangifte verplicht zijn overeenkomstig artikel 23 van het Mestdecreet van 22 december 2006, of die steun wensen te verkrijgen ter uitvoering van de sectorale landbouwwetgeving van de Europese Unie en daardoor als landbouwer geïdentificeerd zijn in het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem beheerd door het Agentschap Landbouw en Zeevisserij.

Registratie als boslandbouwsysteem

Agroforestry- of boslandbouwsystemen na 1 juni 2012 aangelegd, al dan niet gebruik makend van de boslandbouwsubsidie maar steeds geregistreerd bij het Agentschap Landbouw en Zeevisserij via de verzamelaanvraag, zijn specifiek opgenomen als uitzondering op het Bosdecreet.

Voedselbossen kunnen beschouwd worden als een vorm van agroforestry, maar om effectief voor de registratie als boslandbouwsysteem in aanmerking te komen, dient wel aan een aantal randvoorwaarden voldaan te worden rond o.a. de soortenkeuze en de plantdichtheid. Samengevat zijn dit: (1) het perceel is in minstens twee van de drie jaren voorafgaand aan de aanplant opgegeven in de verzamelaanvraag, (2) het perceel is minimum 0,5 hectare groot, (3) er worden minstens 30 bomen (homogeen verdeeld) per hectare aangeplant, en als er meer dan 200 bomen per hectare worden aangeplant, dient een motivatie uitgeschreven te worden, (4) er wordt 10 jaar lang ieder jaar een landbouwteelt (=hoofdteelt) aangeven die onder of tussen de bomen wordt gevoerd en (5) de code ‘BL’ (boslandbouw) wordt gebruikt bij het invullen van de verzamelaanvraag.

Sinds 2023 is er naar voedselbossen toe een belangrijke (positieve) wijziging in de derde voorwaarde. Zoals vermeld, kan namelijk van het maximum van 200 bomen per ha afgeweken worden, mits een gemotiveerde reden en gedetailleerd aanplantingsplan. Een goed uitgedacht voedselbos komt hiervoor in aanmerking. Bij goedkeuring behoud je als landbouwer dan ook de basispremie. Een uitgebreider overzicht van de nuances in de voorwaarden is hier terug te vinden. Houtige beplantingen die deel uitmaken van de hoofdteelt tellen niet mee in het aantal bomen per ha.

Met deze registratie heb je als actieve landbouwer ook toegang tot bepaalde steunmaatregelen, zoals de aanplantsubsidie voor boslandbouwsystemen (code ‘BLS’) en een onderhoudssubsidie (code ‘BLO’). Met de aanplantsubsidie kan je tot 75% van de aanplantkosten terugkrijgen. Kosten die in aanmerking komen, zijn de aankoopkosten van het plantgoed, kosten voor arbeid (indien uitbesteed) en de kosten voor materiaal ter versteviging en bescherming van de bomen (bv. boompalen, wildbescherming…). Voer je de aanplant zelf uit, dan wordt daarvoor een forfaitair bedrag van maximaal €8/boom uitbetaald. In dit geval kunnen geen andere kosten voor arbeid en machinaal werk voor planten, verstevigen en beschermen van de bomen worden betaald. Ook als je beslist om geen gebruik te maken van de subsidie, gelden bovenstaande voorwaarden voor registratie als boslandbouwsysteem.

Met de onderhoudssubsidie kan een bedrag van €270/ha/j aangevraagd worden. Dit is een 5 jarige verbintenis, waarvoor de betaling jaarlijks aan te vragen is via de bijkomende bestemmingscode 'BLO' in de verzamelaanvraag. Jaarlijks moeten de bomen dan zichtbaar gesnoeid worden in functie van kwaliteitshout of stimuleren van fruitproductie. Zie deze infofiche voor meer informatie.

De 4de voorwaarde gaat zeer breed: grasland (en dus ook gebruik door vee), alle klassieke teelten, groenten maar ook kleinfruit, “andere groenten - vers” of “ander meerjarig fruit” zijn allemaal mogelijk als hoofdteelt. Sinds 2020 bestaat ook de teeltcode 898 - Permacultuur (zie infofiche nieuwe teeltcodes), die gebruikt kan worden voor het aangeven van een teelt die uit meerdere lagen en verschillende soorten gewassen bestaat. Een volledige lijst van teeltcodes die gebruikt worden in de verzamelaanvraag is hier terug te vinden. De juiste teeltcode uitkiezen voor een voedselbos is niet zo evident, een knelpunt is bijvoorbeeld het voorkomen van ruigte in de teeltoppervlakte. Waar bijvoorbeeld gras en brandnetels rond de struiken en bomen in een voedselbos als groenbemester gezien kunnen worden, mogen dergelijke vegetaties officieel niet op die manier voorkomen in een teelt. Eventueel zijn er wel meer mogelijkheden hierrond binnen de teeltcode Permacultuur. Om de teeltcode uit te kiezen die goed bij jouw type voedselbos past, kan je in dialoog gaan met jouw buitendienst van het Agentschap Landbouw en Zeevisserij. Voor gepersonaliseerd advies kan je ook terecht bij het Consortium Agroforestry Vlaanderen. Er is echter nog nood aan een duidelijk kader rond de (mate van) aanwezigheid van ‘niet-productieve’ delen in de teeltzone, zodat er eensgezindheid is en blijft bij het beoordelen van opgegeven teeltcodes.

Een registratie van een voedselbos als boslandbouwsysteem (‘BL’) biedt nog andere troeven (voor zowel landbouwers als hobbyisten). Naast de vrijstelling van het Bosdecreet, zijn er ook wettelijk vastgelegde vrijstellingen in het Veldwetboek en de Codex Ruimtelijke Ordening rond het kappen van de bomen die je aanplantte om deel uit te maken van je boslandbouwsysteem (zie verderop). Je kan in functie van die rechtszekerheid een nieuw boslandbouwsysteem ook retroactief registreren als een boslandbouwsysteem tot twee jaar na de aanplant (dan kom je echter niet meer in aanmerking voor de aanplantsubsidie). De volgende vegetaties vallen ook automatisch buiten het Bosdecreet: fruitboomgaarden, lijnbeplantingen (< 3 rijen) en houtkanten (< 10 m). Zie ook dit overzicht op de website van ANB.

Een voedselbos inrichten als (bosdecreet) bos

In situaties waarin men voedselbossen zal inrichten en beschouwen als bos, is het Bosdecreet van toepassing en daaruit volgt een reeks regels inzake bv. kappen, toegankelijkheid of verzamelen en plukken. Daarbij wordt ook vaak een onderscheid gemaakt tussen openbare bossen en privé-bossen, waarbij bv. het “verzamelen/plukken van vruchten en zaden” in openbare bossen expliciet genoemd wordt als “verboden tenzij goedgekeurd door ANB”. In een voedselbos moet dat vanzelfsprekend wél mogelijk zijn. Ook het houden van gedomesticeerde dieren vereist een toelating, en kan enkel als dat in functie is van het bosbeeld dat je wil creëren. Dit kan eventueel in samenwerking met Natuurpunt, maar kan ook via een individuele aanvraag. Let wel: het houden van soorten binnen een omheining in Bosdecreetbos staat gelijk aan ontbossing en is verboden, zoals in art.97 aangegeven staat.

Om bovenstaande redenen wordt vanuit ANB aangeraden om goed na te denken of een natuurbeheerplan (NBP) je kan helpen, bijvoorbeeld om een toegangsregeling, kapping of oogst te voorzien en te plannen over langere termijn. NBP’s hebben voordelen, maar zijn momenteel niet goed gekend bij het publiek dat wil investeren in voedselbossen. Wanneer je een goedgekeurd NBP hebt, ben je vrijgesteld van vergunningen om de nodige beheermaatregelen uit te voeren, omdat die overzichtelijk beschreven staan in dat NBP. Het NBP is immers een langlopende vergunning op zichzelf. NBP’s hanteren twee zeer belangrijke concepten: binnen een evenwichtige benadering tussen ecologie, economie en sociale aspecten mag de natuurwaarde van het gebied niet achteruitgaan. Dat is de kerngedachte achter het NBP type 1. Waar het natuurbelang gradueel toeneemt, komen de types 2, 3 of 4 in beeld en moet het beheer conform de Criteria Geïntegreerd natuurbeheer (CGN) zijn. Bij een type 2 streeft men naar een natuurstreefbeeld op minimum 25% van de oppervlakte van het gebied waarvoor een beheerplan geldt, en bij een type 3 is dat tussen 90% en 100%. Gebieden waar een NBP type 3 voor opgesteld worden en de erkenningsstatus van reservaat verkrijgen, zijn de terreinen van type 4.

Het opstellen van een natuurbeheerplan type 1 voor voedselbossen behoort zeker tot de mogelijkheden, mits goede planning en een degelijke eco-attitude, moet zelf een type 2 beheerplan mogelijk zijn voor voedselbossen, als onderdeel van een groter geheel, waar natuurstreefbeelden gelden als visie. Een voedselproductiefunctie koppelen aan de zone waar men tevens een natuurstreefbeeld voor ogen heeft (NBP type2: min. op 25% vereist, NBP type 3 & 4: min. op 90%), is waarschijnlijk niet mogelijk. Deze zones met natuurstreefbeelden kunnen echter ook in voedselbossen net voor de hoogste ecologische waarde zorgen en de werking van het gehele voedselbos ondersteunen (vb. rustplaats voor plaagpredatoren zoals roofvogels, marters, vleermuizen…, maximale CO2-opslag, houtproductie, stabieler microklimaat, verkoelend effect…). Type 3 (= 90% natuurstreefbeelden) is niet haalbaar voor een voedselbos als je dit gedurende een flink stuk van het jaar wil ‘exploiteren’ en ‘voedsel’ laten produceren op een rendabele manier. Zie ook deze artikelenreeks over de natuurbeheerplannen.

Om het betreden van het voedselbos te organiseren, geven we hier het advies om tegelijk met een NBP ook een toegankelijkheidsregeling (TR) op te stellen. Die TR kan dan (delen van) het voedselbos als vrij toegankelijke zone aanduiden en in zo’n TR kunnen tezelfdertijd – indien nodig – ook andere gebruiksmachtigingen gegeven worden.

Bovenstaande maakt duidelijk dat voor het beheer en gebruik van voedselbossen het opmaken van een NBP bepaalde voordelen heeft. Ook al valt het voedselbos in kwestie onder (de beperkingen van) het Bosdecreet, kunnen via dat NBP (en bij uitbreiding een TR) maatregelen zoals het oogsten van vruchten en zaden, afzetten van bomen, betreden, wegnemen van planten, etc. opgenomen en goedgekeurd worden.

Voor een bebossing kan je trouwens in aanmerking komen voor een bebossingsubsidie. Je kan dan wel enkel gebruik maken van inheemse soorten, met minimum 75% van aanbevolen herkomst. Dit maakt de mogelijkheden naar eetbare soorten toe heel beperkt, voedselproductie zal hier dus altijd een bijkomende functie zijn. De subsidie is er dan ook vooral om extra bossen met natuurwaarde als hoofdfunctie te stimuleren. Met een NBP type 2 (natuurstreefbeelden op minimum 25% van de oppervlakte) kan je ook een beheersubsidie krijgen.

Een bestaand bos omvormen tot voedselbos

Het vertrekpunt voor een voedselbos is niet altijd een landbouwperceel, maar kan in de praktijk ook een bestaand bos zijn. Ook in dat geval zijn er een aantal bezorgdheden en aandachtspunten in acht te nemen.

Hoewel het toevoegen van (voornamelijk) inheemse “eetbare bomen en struiken” in ecologisch minder waardevolle bossen (vb. jonge soortenarme bossen) soms een meerwaarde kan betekenen zowel op sociaal als op ecologisch vlak, dient men te erkennen dat het risico zeker bestaat dat bossen nadelig beïnvloed worden op ecologisch vlak door omvorming naar voedselbos. Dit gebeurt vaak door mensen met de beste bedoelingen, maar ook met een zekere onwetendheid over de ecologische waarde van het bestaande bos en de wetgeving ter zake. Het aandeel echt ecologisch waardevol bos in Vlaanderen is laag en de druk en bedreigingen vanuit verschillende hoeken (recreatie, verstedelijking, landbouw, klimaatverandering) blijft tot op heden zeer hoog. Ten allen tijde dient vermeden te worden dat bestaande waardevolle bossen “aangetast” worden. Hier werkt ANB op in door het toepassen van het stand-still beginsel wat betreft gebruik van boomsoorten bij verjonging of omvorming. Uitheemse boomsoorten aanplanten in een bos met (voornamelijk) inheemse boomsoorten mag dus niet. Let op, onze cultivars van peer en appel zijn bijna allemaal ook afgeleid van uitheemse soorten!

Bepaalde acties kunnen bij een omvorming naar voedselbos daardoor aanzien worden als ontbossing. Dit geldt ook voor een aanplant op een kapvlakte, die bij heraanplant bos moet blijven.

Voedselbos De Woudezel
Een stukje rijenteelt voedselbos 'De Woudezel'.

Wat met exoten?

In een voedselbos worden bijna altijd ook niet-inheemse bomen en struiken aangeplant die interessante producten opleveren als voedsel. Hou er rekening mee dat in bepaalde gevallen (bijvoorbeeld de gebieden die deel uitmaken van het Vlaams Ecologisch Netwerk of VEN) het verboden is om exoten aan te planten tenzij die voorzien zijn in een goedgekeurd beheerplan (zie hierboven). Meer info daarover op https://www.natuurenbos.be/natuurwijzigen.

De meningen over het gebruik van exoten lopen sterk uiteen. Hoe dan ook, dient gewaakt te worden over het risico op verspreiding van exoten die een invasief karakter vertonen. Een uitheemse soort is invasief als die zich massaal vestigt op sommige plaatsen, door een snelle verspreiding en een explosieve groei. Deze invasieve exoten hebben een negatieve impact op de natuur, de bosbouw of de infrastructuur. Binnen de Europese wetgeving bestaat sinds 2015 de (dynamische) unielijst van invasieve soorten. Van die soorten wordt het verhandelen, aanplanten en zaaien verboden binnen de lidstaten en het actief bestrijden verplicht. Deze lijst bevat enkel niet-Europese soorten, er ontbreken dus zeker exoten die schadelijk zijn binnen België. Op de site van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wordt de lijst zeer overzichtelijk bijgehouden, met doorverwijzingen naar factsheets per soort. ANB bracht een technisch vademecum uit die de problematiek van invasieve soorten toelicht en correcte beheertechnieken bijbrengt om invasieve soorten aan te pakken.

Ter preventie van het gebruik van invasieve exoten kan gebruik gemaakt worden van de lijst van het internationaal aanvaarde systeem Harmonia (https://ias.biodiversity.be/species/all). Voor de erkenning als boslandbouwsysteem word de aanplant van soorten op deze lijst en naaldboomsoorten niet gesubsidieerd. De belangrijkste boomsoorten op deze lijst zijn:

  • Amerikaans krentenboompje (Amelanchier lamarckii)
  • Rimpelroos (Rosa rugosa)
  • Smalle olijfwilg (Eleaegnus angustifolia)
  • Robinia of valse acacia (Robinia pseudoacacia)
  • Amerikaanse eik (Quercus rubra)
  • Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina)
  • Mahonie (Mahonia aquifolium)
  • Hemelboom (Ailanthus altissima)[1]

Aardpeer (Helianthus tuberosus) en chocoladerank (Akebia quinata) zijn vaste planten die ook op deze lijst staan. Andere exoten met vermoeden van potentieel invasief karakter die al werden aangeplant in voedselbossen in Vlaanderen of Nederland (Hoppenreijs, et al., 2019) zijn Amerikaanse blauwe bes (Vaccinium corymbosum), appelbes (Aronia sp.), Japanse wijnbes (Rubus phoenicolasius), erwtenboompje (Caragana arborescens), dwergmispel (Cotoneaster dammeri), kruipkardinaalsmuts (Euonymus hederaceus), Japanse kamperfoelie (Lonicera japonica 'Halliana'), witte abeel (Populus alba), fluweelboom (Rhus typhina) en veenbes (Vaccinium macrocarpon).

Let op, het zijn niet enkel de specialere soorten waarmee geregeld geëxperimenteerd wordt in voedselbossen, die exoten zijn. Ook de ingeburgerde walnoot en kastanje worden als exoten beschouwd. Daarnaast werden cultivars van veel van ons vertrouwde boomgaardsoorten van wilde tegenhangers afgeleid die hier niet-inheems zijn.

[1] Deze soort is sinds augustus 2019 opgenomen in de Unielijst invasieve exoten. Het is dus in ieder geval verboden om deze de verhandelen, zaaien of planten, naast de uitsluiting voor de vergoeding via de boslandbouwsubsidie.

Andere (juridische) aandachtspunten

Los van het feit of een voedselbos als bos wordt aanzien of niet zijn er nog beschermingsniveaus van belang voor het aanplanten of vellen van bomen in de open ruimte. Lokaal kunnen er strengere regels gelden, dus ga plannen best na bij je gemeentebestuur.

Bomen planten in het kader van natuurbescherming

Een omgevingsvergunning voor vegetatiewijziging is nodig als de percelen in een gebied liggen dat valt onder een van de vier onderstaande gebiedstypes, én als het aanplanten van bomen en struiken een vegetatiewijziging teweegbrengt (bijvoorbeeld beplanting op een historisch permanent grasland). Deze is aan te vragen bij de gemeente via het omgevingsloket. Je kan via Geopunt makkelijk nagaan of een gebied in één van deze zones ligt. Of de bestemming van een perceel ooit veranderd werd in een Ruimtelijk uitvoeringsplan, kan je nagaan via de omgevingscheck tool of bij je gemeente.

  • De groen-, park-, buffer-, bos-, natuurontwikkelings-, vallei- of brongebieden of agrarische gebieden met ecologisch belang of (bijzondere) waarde en de met al deze gebieden vergelijkbare bestemmingsgebieden aangewezen op de plannen van aanleg of de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening
  • De beschermde duingebieden (aangeduid volgens het Duinendecreet)
  • In de speciale beschermingszones aangeduid in het kader van het Natura 2000 netwerk (Habitatrichtlijngebied en Vogelrichtlijngebied)
  • In Ramsar-gebieden

Als op een perceel een vegetatie aanwezig is die wordt geclassificeerd als ‘verboden te wijzigen natuur’ (zie de dienstensite van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB)), dan mag men hier niet aanplanten, tenzij men een afwijking van dit verbod aanvraagt bij het ANB. Verboden te wijzigen vegetaties die op een weiland kunnen voorkomen zijn historisch permanente graslanden en vegetaties verbonden met graften[1] en holle wegen. De kaart van historisch permanente graslanden kan geraadpleegd worden via Geopunt. Andere voorbeelden van verboden te wijzigen vegetaties zijn moerassen en vennen. De biologische waarderingskaart versie 2 (BWK 2) geeft een goede indicatie of op een perceel een (semi-) natuurlijke vegetatie aanwezig is en hoe biologisch waardevol die is. Een terreinbezoek blijft noodzakelijk om met zekerheid vast te stellen welke vegetatie effectief aanwezig is.

Als een perceel gelegen is het Vlaams Ecologisch netwerk (VEN), geldt onder andere een verbod op het wijzigen van vegetaties (niet alleen ‘verboden te wijzigen vegetaties’), zoals het aanplanten van bomen en struiken in grasland. Naast het wijzigen van vegetaties geldt in VEN-gebied ook een algemeen verbod op het scheuren van permanent grasland en het wijzigen van meerjarige cultuurgewassen en kleine landschapselementen[2] (KLE’s). Of percelen in VEN-gebied liggen kan ook teruggevonden worden op Geopunt. In dat geval moet een individuele VEN-ontheffing aangevraagd worden (zie hier). Daarnaast geldt er in VEN-gebied ook een verbod op het aanplanten van uitheemse soorten! Heel veel voedselbossoorten komen hier dus niet in aanmerking om aan te planten, tenzij het zou gaan om cultuurgewassen op cultuurgronden die deel zouden uitmaken van de teelt. Dit verbod geldt ook niet voor hoogstamboomgaarden.

[1] Graften of taluds zijn sterke knikken in het reliëf van hellinggronden. Ze zijn meestal begroeid met bomen.

[2] Hieronder vallen o.a. bomenrijen, houtkanten, hagen en heggen, maar ook permanente poelen en holle wegen.

Oogsten en verwijderen van beplanting in kader van natuurbescherming

Bomen vellen buiten het bos valt onder de wetgeving ruimtelijke ordening, vastgelegd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). Die bepaalt dat niemand bomen die op één meter hoogte een stamomtrek van één meter (of een diameter van ongeveer 30 cm) hebben mag kappen zonder omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen. Deze vergunning moet men aanvragen bij de gemeente. Het gemeentereglement kan ook nog strengere regels opleggen, zoals bijvoorbeeld in Gent en Kortrijk.

Sinds 15 juli 2016 is het kappen van bomen die deel uitmaken van agroforestrysystemen echter vrijgesteld van deze vergunning. Voor beplantingen die hier niet onder vallen is nog steeds een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen nodig (uitgezonderd voor een aantal welomschreven gevallen: zie het overzicht op de dienstensite van ANB). Let op! Bomen die je aanplant met ondersteuning van de boslandbouw aanplantsubsidie, moeten volgens de voorwaarden wel minstens 10 jaar behouden blijven. Je mag ze voor de leeftijd van 10 jaar wel in hakhout zetten, maar je moet ze dan wel terug laten uitlopen. Ook het gebruik van andere subsidiesystemen voor het aanplanten van bomen hangt normaal samen met bepaalde voorwaarden voor het behoud van die bomen waar je je aan moet houden, vaak op straffe van het terugbetalen van die subsidie plus een bijkomende boete.

Alleenstaande bomen en struiken, bomenrijen, houtkanten en hoogstamboomgaarden vallen onder de definitie van KLE’s, die beschermd zijn door het Natuurdecreet. Ook boslandbouwsystemen vallen hier onder, en in tegenstelling tot in het Bosdecreet en de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) is nog geen uitzondering voor boslandbouw voorzien in het Natuurdecreet. Hierover wordt sinds 2021 wel grondig nagedacht. Voor het kappen of wijzigen van deze KLE’s moet men volgens het Natuurdecreet zowel in de groene als de agrarische bestemmingen een omgevingsvergunning voor vegetatiewijziging aanvragen, op enkele uitzonderingssituaties na. De belangrijkste uitzonderingssituaties in deze context zijn KLE’s op bepaalde afstanden tot woningen of bedrijfsgebouwen, en wijzigingen die zijn opgenomen in bepaalde beheerplannen. Voor meer details hierover verwijzen we naar de dienstensite van ANB. Deze omgevingsvergunning moet aangevraagd worden bij de gemeente via het omgevingsloket. Zodat het voor ANB op termijn duidelijk is dat je bepaalde bomen aanplantte als deel van je boslandbouwsysteem, is het aangewezen om deze gedetailleerd aan te duiden op het aanplantingsplan dat je bij de registratie kan meegeven. Zo is het later mogelijk om onderscheid te maken met KLE’s die al aanwezig waren en moeten blijven op het terrein. Zoals reeds aangehaald is het wijzigen van KLE’s in VEN-gebied verboden. Een uitzondering hierop is enkel mogelijk door het aanvragen en krijgen van een individuele VEN-ontheffing (zie deze link).

Alle handelingen aan KLE’s die kaderen binnen het normaal onderhoud, en gebeuren volgens de code goede natuurpraktijk zijn niet vergunningsplichtig (Omzendbrief LNW/98/01). Hieronder valt onder meer het in hakhout zetten van houtkanten (de houtkant kappen om hem opnieuw uit te kunnen laten lopen, het opvullen van gaten die ontstaan zijn door afsterven van het houtgewas in houtkanten en hagen, en het knotten van knotbomen. Voor bomenrijen valt onder normaal onderhoud onder andere het vellen en vervangen van kaprijpe, zieke of zwaar beschadigde bomen die dreigen om te vallen. Het weghalen van een aangeplante windsingel (= een houtkant), eenmaal die zijn functie vervuld zou hebben (creëren van een microklimaat om het jonge voedselbos te beschermen), zal niet als normaal onderhoud van die windsingel aanzien worden en zou dus een omgevingsvergunning vergen.

Naast het kappen van een boom voor de houtoogst is het soms nodig om een boom te kappen omdat deze acuut gevaar oplevert. Voor het kappen van een dergelijke boom buiten bos is geen vergunning nodig, een schriftelijke toestemming van de burgemeester van de gemeente volstaat. Een boom vormt een acuut gevaar als deze personen kan verwonden, eigendommen kan beschadigen of een gevaar is voor andere bomen, door bijvoorbeeld een snel vermeerderende ziekte. Bovendien moet het gevaar van die aard zijn dat het niet mogelijk is om de termijn van een normale vergunningsprocedure te doorlopen. Als je een boom gekapt hebt wegens acuut gevaar moet je die vervolgens ook heraanplanten.

In kader van onroerend erfgoed

Als percelen deel uitmaken van beschermd onroerend erfgoed, moet je volgens het decreet onroerend erfgoed (Artikel 6.4.4) een toelating voor de beplanting vragen aan het Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE). Een perceel maakt deel uit van beschermd erfgoed als het ligt in een "beschermd cultuurhistorisch landschap”, “beschermde archeologische site” of “beschermd stads- of dorpsgezicht". Als er ook een omgevingsvergunning voor vegetatiewijziging nodig is voor de aanplanting, dan moet de vergunningsverlener (= de gemeente) automatisch een advies inwinnen bij het AEO in het kader van deze omgevingsvergunning. Je moet in dat geval als aanvrager zelf deze toelating niet meer vragen. Als geen omgevingsvergunning nodig is, vraag je zelf de toelating via deze weblink aan. Je moet deze toelating vragen voor elke handeling in beschermd onroerend erfgoed, dus ook voor het kappen van bomen, het verwijderden van de aanplant en het plaatsen of verwijderen van constructies.

Wanneer percelen in een vastgestelde inventaris (= Landschapsatlas) van het Agentschap Onroerend Erfgoed liggen, moet de initiatiefnemer niets ondernemen (niet voor het aanplanten, noch voor het rooien). Als op deze percelen wel een omgevingsvergunning nodig is (wat voor rooien quasi altijd het geval is), moet de vergunningsverlener daarvan gedurende de vergunningsprocedure advies inwinnen bij het Agentschap Onroerend erfgoed.

Of een perceel beschermd is door het Onroerenderfgoeddecreet of in een vastgestelde inventaris ligt, kan bekeken worden op het geoportaal van het Agentschap. Het geoportaal geeft de optie om enkel te kijken naar de vaststellingen van onroerend erfgoed met juridische gevolgen.

Bomen planten als pachter

Daarvoor verwijzen we integraal naar deze pagina op de platformwebsite van Agroforestry Vlaanderen, aangezien er qua aandachtspunten voor de pachtwet geen verschil is tussen agroforestry en voedselbos.


Afstandsregels voor het planten van bomen en struiken

Hiervoor verwijzen we naar deze kennisfiche.

Voorzien van andere structuren in een voedselbos?

Het inrichten van het voedselbos dat bij jou als beheerder past kan gepaard gaan met nog andere ingrepen dan enkel het planten van bomen. In het kader van het project FoodForward brachten we recent een draaiboek uit, dat een overzicht geeft van nog andere regelgeving waarmee je kan te maken hebben bij het opstarten van een voedselbos. Zoals het plaatsen van constructies of het uitvoeren van activiteiten die niet eigen zijn aan een landbouwbedrijf, aanbrengen van reliëfwijzigingen en andere acties die te maken hebben met de waterhuishouding op het terrein. Het draaiboek kan je hier raadplegen.

Meer info?

Korte situatieschets rond voedselbossen in Nederland

In Nederland werd met de Green Deal voedselbossen een formele definitie vastgelegd, waardoor een teeltcode voor voedselbossen werd opgenomen. Lees meer hierover op hun website. Er is ook een handleiding beschikbaar gesteld voor de wet- en regelgeving in Nederland, waarin de belangrijkste knelpunten besproken worden. Voor de aanleg hangt ook in Nederland veel af van de huidige bestemming van een perceel (die je kan nagaan via het omgevingsloket van Nederland) en of je voedselbos eerder als bos, natuur of landbouw wordt aangelegd. De ene gemeente of regio biedt meer mogelijkheden dan de andere naar eventuele herziening van de bestemming of nodige omgevingsvergunningen. De dialoog met de gemeente is hier dus zeer belangrijk. Op de website van de greendeal zijn daarvoor heel wat hulpmiddelen ter beschikking gesteld.