Informatiefiche Varkens buiten houden - welke regelgeving is van tel?

15/09/2023

Leeswijzer en relevante begrippen

In deze infofiche brengen we een overzicht van de regelgeving van toepassing om anno 2023 aan de slag te gaan met het houden van buitenvarkens in een agroforestry (boslandbouw) context. Dergelijke combinatie van agroforestry met dieren in de weide wordt ook wel silvopastorale landbouw genoemd.

Dit document is opgebouwd volgens de verschillende stappen vanaf het aankopen of opkweken van de varkens (en de aanplant van de bomen) tot de slacht. De nadruk in deze specifieke fiche ligt op het varken, en meer bepaald op varkens die toegang hebben tot een buitenloop. Uitgangspunt daarbij is dat in de buitenloop ook bomen en/of struiken aangeplant worden. Echter, algemene regelgeving rond agroforestry, aanplant en kap van bomen, bestemming van gronden, etc. komt niet aan bod, maar is grondig beschreven in andere infofiches van Agroforestry Vlaanderen, waarnaar in dit document weliswaar verwezen wordt. Aspecten inzake verwerking en vermarkting van het varkensvlees komen ook niet expliciet aan bod in deze fiche, maar waar aan de orde, wordt ook hier verwezen naar relevante bronnen.

De geldende regelgeving is vaak gelinkt aan meerdere beleidsdomeinen, instanties en thema’s. Dat is één van de redenen waarom het voor de toepassers vaak onoverzichtelijk en verwarrend wordt. Daarom proberen we verderop in dit document een zo integraal mogelijk beeld te schetsen en differentiëren we de regelgeving naargelang de instantie die ze oplegt. Een overzicht en korte beschrijving van het werkingsgebied van de relevante regelgevende instanties en controleorganen is terug te vinden in de volgende paragraaf van deze fiche.

Het is geenszins de bedoeling van deze infofiche om volledig te zijn voor wat betreft bv. alle wetgeving inzake de opstart van een onderneming, belastingverplichtingen, etc. Enkel wanneer er aandachtspunten of verduidelijkingen van toepassing zijn specifiek voor het houden van varkens of verwerken en vermarkten van varkensvlees, wordt dit opgenomen.

Het houden van buitenvarkens in agroforestry systemen is momenteel een niche gebeuren en kenmerkt zich door het ecologische karakter, de vaak eerder kleinschalige toepassing en/of de diversiteit van de productie. Die eigenschappen kunnen een invloed hebben op de impact, haalbaarheid en consequenties van bepaalde regelgeving voor de toepassers. Tussen de letter en de praktijk zitten vaak onzekerheid en schrik voor innovatieve concepten verscholen. Dit leidt tot bedrijfsonzekerheid voor pioniers. Waar relevant, benadrukken we dit ook steeds in deze fiche.

Wetgeving is onvermijdelijk onderhevig aan verandering. We trachten hier steeds de meest actuele situatie weer te geven, maar raden sowieso aan om bij twijfel contact op te nemen met het Consortium Agroforestry Vlaanderen (info@agroforestryvlaanderen.be), met het Varkensloket (www.varkensloket.be/contact), met de bevoegde instanties (zie hierna) en/of met Steunpunt Korte Keten (https://steunpuntkorteketen.be/contact). U kunt uw specifieke situatie en bijhorende vragen ook aftoetsen bij de buitendiensten van het Departement Landbouw en Visserij (https://lv.vlaanderen.be/buitendiensten).


Frequent terugkerende termen en afkortingen

  • ACS: Autocontrolesysteem
  • AMKM: Agromilieu-klimaatmaatregel
  • ANB: Agentschap voor Natuur en Bos
  • B2B: Business to Business verkoop
  • B2C: Business to Consumer verkoop
  • DGZ: Dierengezondheidszorg Vlaanderen
  • FAVV: Federaal Agentschap voor Veiligheid van de Voedselketen
  • FOD: Federale Overheidsdienst
  • GHP: Goede Hygiëne Praktijk
  • GLOBALGAP: een internationale standaard voor de teelt die zich richt op voedselveiligheid, het milieu, en het welzijn en de veiligheid van het personeel. GAP staat voor Goede Agrarische Productie.
  • KBO: Kruispuntbank van Ondernemingen
  • NACEBEL: een lijst van codes die toegekend worden aan een bepaalde klasse van commerciële of niet-commerciële economische activiteiten. NACEBEL is een uitbreiding op de NACE codes, de officiële Europese lijst van activiteitsomschrijvingen.
  • NER-D: De NER-D-waarde is de waarde waarmee landbouwers hun gemiddelde veebezetting per diercategorie moeten vermenigvuldigen.
  • VEN: Vlaams Ecologisch Netwerk
  • VLIF: Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
  • VLM: Vlaamse Landmaatschappij

Relevante (regelgevende) instanties en controleorganen

Departement Landbouw en Visserij

Het Departement Landbouw en Visserij identificeert alle land- en tuinbouwers in Vlaanderen aan de hand van hun ondernemingsnummer of rijksregisternummer. Dit is nodig om steun te kunnen aanvragen of zich in orde te stellen met verplichtingen en handelingen in het kader van de mestwetgeving.

Ook met vragen/begeleiding betreffende het in aanmerking komen voor bepaalde steunmaatregelen, kan u terecht bij het Departement Landbouw en Visserij. Hierna lichten we kort de VLIF steun en een aantal relevante agromilieu-klimaatmaatregelen toe.

Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF)

Vlaamse land- en tuinbouwers kunnen beroep doen op dit fonds voor VLIF-steun in het kader van productieve of niet-productieve investeringen, maar ook in het kader van bv. overname, opstart, innovatie of omschakeling. Meer info op https://lv.vlaanderen.be/subsidies/vlif-steun-voor-de-land-en-tuinbouw. Een voorwaarde om aanspraak te kunnen maken op VLIF-steun, is dat landbouwbedrijven voldoen aan de definitie van actieve landbouwer. Dat is trouwens het vertrekpunt van de meeste GLB-maatregelen. Een definitie van actieve landbouwer is terug te vinden op deze website. De VLIF-administratie werkt met drie soorten inkomens (landbouwinkomen, inkomen uit verbrede landbouw, en niet-landbouw inkomen). Het inkomen uit landbouwverbreding mag nooit groter zijn dan dat uit landbouw. In wat volgt wordt bij verwerking en vermarkting van telkens aangegeven welke producten of activiteiten onder welke categorie thuishoren.

Relevante ecoregelingen agromilieu-klimaatmaatregelen (AMKM)

Specifiek voor de aanleg en/of het onderhoud van een agroforestry systeem, is er de boslandbouwsubsidie. Daar gaan we in dit document verder niet in detail op in, maar verwijzen we naar deze specifieke fiche.

Daarnaast zijn er een aantal diergebonden ecoregelingen en AMKM die mogelijks relevant zijn. Denk daarbij aan de recente maatregel rond het houden van lokale rassen (Piétrain en Belgisch Landras) en eventueel ook antibioticareductie. Zie ook https://www.youtube.com/watch?v=UFbj5ffJKQ0.

Een lijst met de nieuwe GLB- maatregelen en een subsidiewijzer om te helpen bepalen welke subsidies voor een bepaalde landbouwer van toepassing zijn, is te vinden via de volgende links: Presentaties 'infosessies GLB 2023 - 2027' | Vlaams Ruraal Netwerk en GLB-subsidiewijzer | Vlaams Ruraal Netwerk.

Dierenwelzijn Vlaanderen

Het Departement Omgeving staat in voor de voorbereiding, ondersteuning en controle van het dierenwelzijnsbeleid in Vlaanderen.

Nieuwe Codex Dierenwelzijn

Op het moment van publicatie van deze fiche (september ‘23) is de nieuwe Codex Dierenwelzijn door ministerraad goedgekeurd om naar het parlement te gaan. Momenteel heeft deze tekst dus nog geen definitieve status. De definitieve tekst wordt verwacht in november ‘23 en er is voorzien dat de codex op 1 januari ‘24 in werking zal treden.

Omdat dit nog geen finale tekst is en er nog overgangstermijnen en -bepalingen zullen vastgelegd worden, kunnen we hierover nog niets definitief opnemen in deze fiche. We voorzien echter een update in januari ’24, maar verwachten geen grote wijzigingen voor varkens.


Dierengezondheidszorg (DGZ) Vlaanderen

DGZ ondersteunt professionele kwekers en hobbyhouders in Vlaanderen bij de verplichte identificatie en registratie van hun bedrijf en hun dieren, laboratoriumonderzoeken en dierengezondheidszorg. Elke varkenshouder (ook hobbymatig) dient zich bij DGZ te registreren in de Saniteldatabank. Als professionele varkenshouder heb je ook een toelating nodig van het FAVV (zie hieronder). DGZ overhandigt je aanvraag aan het FAVV, waarna je na hun gunstig advies een beslagnummer en beslagcode wordt toegekend door DGZ.

FAVV - Voedselveiligheid

Het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) is bevoegd voor voedselveiligheid. Het FAVV integreert alle controlediensten, bevoegd voor de hele voedselketen. Het controleert niet alleen de levensmiddelen, diervoeders, meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, maar is ook verantwoordelijk voor de preventie en bestrijding van dierenziekten en fytosanitaire aspecten (plantaardige sector). Meer info op https://www.favv-afsca.be/professionelen/.

Informatie over diergezondheid en diervoeders is te vinden via https://www.favv-afsca.be/professionelen/dierlijkeproductie/. Op zoek naar specifieke informatie over uw verplichtingen inzake voedselveiligheid? Als producent vind je info in verband met de Goede Hygiëne Praktijken (GPH’s) via deze link: https://www.favv-afsca.be/professionelen/autocontrole/hygiene/. Als distributeur vind je Quick Start Fiches & AC (autocontrole) gidsen via deze link: https://www.favv-afsca.be/professionelen/autocontrole/gidsen/.

VLM Mestbank

Elke aangifteplichtige land- of tuinbouwer moet jaarlijks een mestbankaangifte indienen. Verderop in deze fiche verduidelijken we vanaf wanneer u aangifteplichtig bent.

Federale of Vlaamse wetgeving inzake economie en ondernemen

Doorgaans de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën. Hieronder verstaan we alles wat te maken heeft met (de opstart van) uw onderneming, de registratie van uw activiteiten, personeel en loon, belasting, BTW, douane en accijnzen, etc. Meer info op https://financien.belgium.be/nl/ondernemingen. Een belangrijk begrip hierbij is de NACE code. Dit is een code die door de Europese Unie en haar lidstaten toegekend wordt aan een bepaalde klasse van commerciële of niet-commerciële economische activiteiten. NACE is dus een officiële Europese lijst van activiteitsomschrijvingen. De RSZ, de BTW administratie en de ondernemingsloketten gebruiken die om bedrijven in te delen in sectoren. Elk land mag de lijst verder uitdiepen met extra codes, zolang de basislijst onveranderd blijft. Daarom spreken we in België ook van NACEBEL-code.

Gemeentelijke bevoegdheden

Hieronder beschouwen we alles wat te maken heeft met taksen, vergunningen, etc. die op gemeentelijk niveau opgelegd of toegekend worden. Typisch vallen hier bv. omgevingsvergunningen onder. Voor bepaalde vergunningen wordt advies ingewonnen op Vlaams niveau, bv. bij het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB).

Starten als (biologische) varkenshouder

Landbouwer worden

Voor wie start in de landbouw, is niet alleen de nodige beroepskennis en een beschikbaar areaal van belang, maar komt er ook heel wat administratief werk bij kijken. Hoe zit dat op vlak van registratie, regelgeving en mogelijke financiële ondersteuning? Registratie als landbouwer gebeurt via het Departement Landbouw en Visserij. Informatie over hoe u zich als landbouwer moet identificeren, een exploitatienummer moet aanvragen en hoe u een bedrijfsovername moet melden, vind je hier terug. Ook voor meer info over de te vervullen formaliteiten kan je terecht bij het Departement Landbouw en Visserij.

Starten als nieuwe landbouwer in de korte keten

Op de website van Steunpunt Korte Keten, vind je alvast dit handig overzicht en kan je deze startersbrochure raadplegen.

Biologisch boeren en bio producten verwerken en verkopen

Omschakelen naar bio of starten als bioboer? Biologische producten verwerken of vermarkten? Een waardevolle keuze waar weliswaar ook één en ander bij komt kijken op vlak van registratie, controle en wettelijke bepalingen. Anderzijds is er ook heel wat financiële ondersteuning waarop je beroep kunt doen. Een goed vertrekpunt om je te informeren, is de website van Bioforum. Als bioboer, als voedingsbedrijf maar ook als bio verkooppunt, vind je hier heel wat informatie, tools, brochures en contactgegevens. Ook Bio zoekt Boer, een gezamenlijk initiatief van Boerenbond, ABS en BioForum, begeleidt je met al je vragen rond omschakeling naar biologische landbouw. Dit kunnen vragen zijn rond wetgeving, premies, controle, fasering van de omschakeling, enz. Het Departement Landbouw en Visserij verleent subsidies, erkent de controleorganen en coördineert de reglementering.

Professioneel varkenshouder worden

Een overzicht waaraan u moet voldoen indien u wilt starten als professionele varkenshouder, vindt u terug op het Varkensloket via deze link: https://www.varkensloket.be/bedrijfsmanagement/starten-prof-varkenshouder.

Houdt u niet meer dan drie varkens als gezelschapsvarken of voor eigen gebruik? Dan valt u eerder onder hobbyvarkenshouderij. Meer info daarover via deze link: https://www.varkensloket.be/Hobbyvarkenshouderij.


Huisvesting, verzorging en welzijn van (buiten)varkens

Een volledig overzicht van de dierwelzijnseisen voor de eigenaar of verantwoordelijke van een varkensbedrijf is terug te vinden op de website van Dierenwelzijn Vlaanderen (vlaanderen.be/dierenwelzijnseisen-in-een-varkensbedrijf). Daar kan je ook verder doorklikken naar een checklist voor de varkenshouder. In wat volgt, wordt met name gefocust op een aantal aspecten die specifiek van tel zijn in situaties met een (al dan niet beplante) buitenloop.

Varkens die buiten worden gehouden, moeten beschikken over beschutting om zich tegen ongunstige weersomstandigheden, roofdieren en gezondheidsrisico’s te kunnen beschermen (K.B. van 15 mei 2003 betreffende de bescherming van varkens in varkenshouderijen - K.B. van 1 maart 2000 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren).

Alle varkens worden minstens eenmaal per dag gecontroleerd en moeten ten minste eenmaal per dag worden gevoederd. Wanneer varkens in groep worden gevoederd en niet onbeperkt of via een automatisch voedersysteem, moeten zij allemaal tegelijk kunnen eten. Varkens van meer dan twee weken oud moeten permanent over voldoende vers water kunnen beschikken.

Zieke of gewonde varkens moeten onmiddellijk en op gepaste wijze worden verzorgd. Als de situatie niet verbetert, wordt een dierenarts geraadpleegd. Indien nodig, worden de dieren afgezonderd in een passend onderkomen met een geschikte bedding.

Specifiek voor biologische varkenshouderij zijn de richtlijnen betreffende huisvesting terug te vinden in de brochure “Bio en de wet – dierlijke productie” (2023). Daarin wordt gesteld dat elk dier een schone en droge lig- of rustruimte, ingestrooid met voldoende en droog strooisel uit een geschikt natuurlijk materiaal dient te hebben. Behalve in de laatste fase van de dracht en tijdens de zoogperiode dienen zeugen in groepen gehouden te worden. Biggen mag men niet houden in vlakke batterijen en biggenkooien. De varkens moeten in de bewegingsruimten kunnen mesten en wroeten, en voor het wroeten mag men verschillende onderlagen gebruiken.

Belangrijk is uiteraard steeds dat de dieren zich niet kunnen kwetsen, dat ze kunnen rechtstaan en zich kunnen omdraaien in een eventueel hok, dat ze niet kunnen uitglijden, etc.

Bezettingsgraad in binnenruimtes en buitenbeloop

Specifieke reglementering voor de gangbare varkensproductie geldig in Vlaanderen inzake minimumoppervlakte staat omschreven in het K.B. van 15 mei 2003 betreffende de bescherming van varkens in varkenshouderijen. Zie ook https://www.vlaanderen.be/dierenwelzijnseisen-in-een-varkensbedrijf/huisvesting-van-varkens-in-een-varkensbedrijf. Voor biologische varkenshouderij is de informatie omtrent de minimale oppervlakte normen voor binnenruimtes en uitloop terug te vinden in de brochure “Bio en de wet – dierlijke productie” (2023).

Wettelijke implicaties van buitenbeloop

De implicaties van buitenbeloop, zijn omschreven op deze webpagina (onderaan). Indien uw varkens over buitenbeloop beschikken, kan u NIET produceren onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden. Om te kunnen produceren onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden moet u namelijk voldoen aan tien voorwaarden. Eén van de voorwaarden is dat de varkens geen toegang mogen hebben tot buitenfaciliteiten.

Van zodra één van uw varkens over buitenbeloop beschikt, moet u dit schriftelijk melden aan Diergezondheidszorg Vlaanderen (DGZ).

Implicaties van het produceren onder NIET gecontroleerde huisvestingsomstandigheden

  • Eén van de tien voorwaarden om te voldoen aan gecontroleerde huisvestingsomstandigheden, is dat een varkenshouder nieuwe dieren op het bedrijf mag binnenbrengen als zij ook afkomstig zijn van bedrijven die werken onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden. Als u dus uw biggen (die niet werden geproduceerd onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden) verkoopt aan een ander bedrijf, kan dit bedrijf NIET produceren onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden.
  • Op de voedselketeninformatie (VKI) moet worden vermeld dat de dieren NIET onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden worden geproduceerd en beschikken over buitenbeloop. De gegevens op het VKI moeten overeenkomen met het statuut van het beslag in Sanitel.
  • De karkassen en het slachtafval van de varkens die NIET onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden worden gehouden, worden tijdens de post-mortemkeuring aan een visuele keuring en bijkomende palpaties en insnijdingen onderworpen. M.a.w. er geldt een uitgebreidere keuring dan enkel de visuele post-mortemkeuring bij gecontroleerde huisvestingsomstandigheden. Dit nieuwe systeem van de post-mortemkeuring in slachthuizen is sinds 1 juni 2014 in voege.
  • Trichinella-infecties worden sporadisch waargenomen in de EU bij varkens met buitenbeloop. Varkens die worden geproduceerd onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden kunnen worden vrijgesteld van het verplichte trichinenonderzoek in het slachthuis (toekenning van een officieel statuut gecontroleerde huisvestingsomstandigheden door het FAVV). Bij NIET gecontroleerde huisvestingsomstandigheden en buitenbeloop moeten alle karkassen van varkens uit Belgische varkenshouderijen in het slachthuis worden onderworpen aan trichinenonderzoek (of aan de vervangende vriesbehandeling). Gespeende biggen van maximaal vijf weken oud zijn vrijgesteld.
  • Op uw bedrijf heeft het toegang verstrekken tot buitenbeloop invloed op de staalnamefrequentie in het kader van het Aujeszky monitoringprogramma. Op bedrijven met buitenbeloop (en ook op bedrijven die (op)fokvarkens in de handel brengen) moet er viermaandelijks (ten vroegste 3,5 en ten laatste 4,5 maanden na de laatste test; steekproef) een bloedname gebeuren bij vlees-, opfok- en fokvarkens in het kader van het Aujeszky monitoring programma. Dit in tegenstelling tot de andere bedrijven waar er om de 12 maanden (tussen 10,5 en 13,5 maanden) bloedstalen worden genomen.

Samenvattend kunnen we stellen dat het feit dat onder geen beding varkens ‘gecontroleerd’ beweid kunnen worden, een grote belemmering vormt. Vanuit de praktijk stelt men zich hier een aantal vragen bij, waaronder:

  • Waarom kan dit bij varkens niet terwijl dit bij runderen en pluimvee wel kan?
  • Trichinella infecties worden door FAVV als het grootste risico gezien, maar in het slachthuis kan vrij eenvoudig een trichinenonderzoek uitgevoerd worden?
  • Zijn deze risico’s even groot voor alle varkensrassen?

Deze aspecten zouden grondiger bestudeerd moeten worden.

De NER-D wordt niet opgesplitst naar huisvesting, dus op dat vlak is er geen onderscheid ten opzichte van een ‘gewoon’ varken met gecontroleerde huisvesting. Wel wordt er opgesplitst naar mestvorm, regio, gewicht en geslacht. Zie ook https://www.vlm.be/nl/SiteCollectionDocuments/Publicaties/mestbank/Bemestingsnormen_2023.pdf.

Contact met wilde varkens

Alle varkensbedrijven/-houders zijn verplicht om de nodige externe bioveiligheidsmaatregelen te treffen om direct contact tussen varkens en wilde varkens uit te sluiten (K.B. van 18 juni 2014 houdende maatregelen ter voorkoming van aangifteplichtige varkensziekten; http://www.afsca.be/avp/maatregelen/belgie/).

Bedrijven met varkens die toegang hebben tot buitenbeloop zijn wettelijk verplicht rond de buitenbeloop, hetzij een dubbele afsluiting hetzij een uit hard materiaal opgetrokken afscheiding te hebben. Dit wordt geconstrueerd zodat direct contact tussen varkens en wilde varkens onmogelijk is. De afsluitingen voldoen aan één van de volgende voorwaarden:

  • Afrastering, ingegraven tot een diepte van minimaal twintig centimeter, met minimaal volgende kenmerken: een hoogte van één meter zestig, een maximale maaswijdte van vijf centimeter en een draaddikte van twee millimeter
  • Elektrische afrastering van minimaal drie draden op regelmatige afstand of met maaswijdte van maximaal tien centimeter en met een minimale hoogte van 0,6 meter. Daarbij moet de vegetatie onder de draden kort gehouden worden
  • Afrastering die minstens dezelfde mate van bescherming biedt als voorgaande

Als de varkens zijn ondergebracht in stallen moeten die zo zijn gebouwd dat wilde varkens er niet in kunnen binnendringen of met de varkens in contact kunnen komen.

De veehouder garandeert dat het gebruikte materieel en de gebruikte voedermiddelen voor het varkensbedrijf beveiligd worden tegen contact met wilde varkens. Voedersilo's worden door middel van een afsluiting beveiligd, zodat wilde varkens er nooit contact mee kunnen hebben.

Risico-enquête voor varkensbedrijven

Vanaf 1 juni 2021 moet elke varkenshouder, ongeacht het aantal dieren, verplicht een risico-enquête over de insleep van aangifteplichtige varkensziekten laten uitvoeren door de bedrijfsdierenarts. Daaraan gekoppeld moet er binnen de 30 dagen na het invullen van deze enquête ook een actieplan opgesteld zijn. Het is de taak van de bedrijfsdierenarts om deze gegevens over te maken aan het FAVV. Neem dus contact op met je bedrijfsdierenarts om een risico-enquête te laten uitvoeren op jouw bedrijf.

Elk bedrijf moet deze risico-enquête jaarlijks herhalen, met een minimum van 10 maanden en een maximum van 14 maanden tussen 2 opeenvolgende enquêtes. Indien het bedrijf meer dan drie varkens heeft, is de risico-enquête gebaseerd op de Biocheck van de UGent. De risico-enquête moet ingevuld worden door de bedrijfsdierenarts via de module ‘Bioveiligheidsaudit’, die gekoppeld werd aan de FarmFit applicatie.

Meer info: omzendbrief FAVV.

Omgevingsvergunningen voor exploitatie en constructies

Er wordt gewerkt met verschillende klassen van activiteiten. De klassen 1, 2 en 3 duiden op de graad van mogelijke hinder van uw bedrijf voor mens en milieu. De indeling in klassen is gebaseerd op de aard en de belangrijkheid van de milieueffecten.

  • Klasse 1 betekent de meest hinderlijke activiteit.
  • Klasse 2: minder hinderlijke activiteit.
  • Klasse 3: de minst hinderlijke activiteit.

Zodoende dient men voor Klasse 1 en 2 activiteiten doorgaans een vergunning aan te vragen, daar waar voor een Klasse 3 activiteit een melding volstaat.

Een omgevingsvergunning moet u aanvragen ofwel bij uw stad of gemeente, ofwel bij de provincie, ofwel bij de Vlaamse overheid. Dat hangt ervan af waarvoor u een omgevingsvergunning aanvraagt. Meer informatie vindt u op het omgevingsloket.

De omgevingsvergunning slaat zowel op het houden van varkens (exploitatie) als bv. het bouwen van een schuilhok of stal (stedenbouwkundige handeling). (Zie toelichting bij het invullen aanvraagformulier omgevingsvergunning).

Een omgevingsvergunning (via de gemeente) is noodzakelijk vanaf het houden van 21 varkens ouder dan 10 weken in agrarisch gebied. Vanaf dan valt men namelijk onder Klasse 2. Bij het houden van 20 varkens of minder (Klasse 3 activiteit) moet er wel een melding gebeuren. In een woongebied met landelijk karakter ligt de grens op 10 varkens en in alle andere gebieden betreft dit vijf varkens.

Het Vrijstellingenbesluit Hoofdstuk 5 (land- en tuinbouw) stelt dat een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen niet nodig is voor schuilhokken voor weidedieren (inclusief varkens), voor zover ze niet liggen in ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van parkgebied. De schuilhokken hebben houten wanden, een maximale hoogte van drie meter en minstens één volledig open zijde. De totale oppervlakte is beperkt tot veertig vierkante meter per aaneengesloten groep van percelen in één eigendom.

Op lokaal niveau wordt weliswaar vastgesteld dat er soms verschillende interpretaties zijn van wat als mobiele dan wel permanente constructie wordt beschouwd.

Merk op: voor tijdelijke constructies geldt ook dat deze vrijgesteld zijn van vergunning zolang ze niet langer dan vier keer dertig dagen per kalenderjaar blijven staan, niet geplaatst worden in ruimtelijk kwetsbaar gebied, niet ingaan tegen de algemene bestemming van het gebied, niet gepaard gaan met een ontbossing, een wijziging van vegetatie of kleine landschapselementen, een aanmerkelijke reliëfwijziging of een wijziging van waterlichamen. De periodes van dertig dagen kunnen aaneengesloten zijn, maar overlappen elkaar niet.

Mestbank

Er is aangifteplicht:

  • Vanaf 2 ha landbouwgrond;
  • Of wanneer je minstens 50 are groeimedium in gebruik hebt;
  • Of minstens 50 are permanent overkapte landbouwgrond in gebruik hebt;
  • Of wanneer je op jaarbasis een productie of opslag van minstens 300 kg P2O5 uit dierlijke meststoffen hebt.

Als aangifteplichtige varkenshouder hou je een dierregister bij. Op dit register noteert u de maandelijkse veebezetting van varkens in uw landbouwbedrijf en berekent u de jaarlijkse gemiddelde bezetting.

In het Vlaamse gewest geldt de maximale bemestingsnorm van 170 kg N uit dierlijke mest per hectare en per jaar. Deze norm is echter niet van toepassing op alle bedrijven en gebiedstypes. Op basis van de forfaitaire uitscheidingscijfers en de bemestingsnormen voor N kan worden berekend dat niet meer dan 13 vleesvarkens (tot 110 kg) of zes zeugen of zes zware vleesvarkens (boven 110 kg) per ha mogen worden gehouden als ze het volledige jaar buiten lopen. In de minder gunstige gebiedstypes zullen nog minder dieren per ha mogen worden gehouden. Uiteraard geldt bij het bepalen van het maximaal aantal te houden dieren per ha de meest beperkende norm (N of P2O5) qua bemesting.

Bron tabel: Normen en Richtwaarden 2022.

Meer informatie vindt u in deze startersbrochure van de Mestbank.

Varkens ‘inscharen’ op een ander bedrijf

Sporadisch zijn er situaties waarbij een plantaardige producent (akkerbouwer, groenteteler) tijdelijk een beperkt aantal varkens wenst te huisvesten op zijn bedrijf, als onderdeel van de rotatie of circulariteit. Denk daarbij aan het functioneel inzetten van een beperkt aantal varkens om de bodem te bewerken, grasland om te woelen, onkruid te bestrijden of gewasresten op te eten.

Dit heeft een aantal implicaties. De varkenshouder kan namelijk deze varkens niet meer herintroduceren in zijn stallen in het kader van dierziektes. Hij zou ook zijn statuut van gecontroleerde huisvestingsomstandigheden (zie hierboven) verliezen, wat wel wat implicaties heeft op de keuring, eventuele verkoop van biggen en dergelijke.

Indien het over maximaal drie varkens tegelijkertijd gaat, is de meest eenvoudige werkwijze dat deze plantaardige producent zichzelf registreert als hobbyhouder (zie voorgaande info hierover).

Een andere werkwijze kan als volgt zijn:

  • De varkenshouder zou een apart beslag kunnen aanvragen (op het adres van de akkerbouwer) voor de varkens. Dit als een vleesvarkensbedrijf met een capaciteit van maximum 3 vleesvarkens, m.a.w. als hobbyhouder. Om zeker te zijn, wordt voor de concrete situatie best nog eens met FAVV afgetoetst dat de varkenshouder zijn statuut van ‘gecontroleerde huisvestingsomstandigheden’ (indien hij hierover beschikt op zijn andere beslag) niet verliest.
  • Aangezien de akkerbouwer de dieren zal verzorgen, kan hij eventueel als sanitair verantwoordelijke worden aangegeven op het registratieformulier.
  • De akkerbouwer mag groenteresten voederen aan de varkens. Bij controle zal men onder andere bekijken of de opslag van de gewassen hygiënisch genoeg is gebeurd. Belangrijk is dat er nooit keukenafval wordt gevoederd aan de varkens.
  • - Bij hobbyhouderij mogen de eigenaar en de gezinsleden het vlees van de varkens consumeren. Indien men de varkens toch zou willen laten consumeren, gaf FAVV recent aan open te willen staan voor onderstaande: “Als men de varkens wil laten opeten door diverse gezinnen, zou het een oplossing kunnen zijn dat elk gezin dan een varken koopt, elk gezin dan een slachtaangifte doet en elk gezin zijn eigen varken dan in het slachthuis gaat ophalen en zelf verder verwerkt. Zie ook volgende webpagina.”.
  • Betreffende transport: als de varkens van het bedrijf van de varkenshouder naar de akkerbouwer komen, valt dit onder commercieel transport. Het transport van de dieren van, naar en tussen weiden op Belgisch grondgebied, valt volgens bijlage I van het KB van 14 juni 2014 betreffende de voorwaarden voor het vervoer, het verzamelen en het verhandelen van landbouwhuisdieren onder beperkt commercieel transport. Dit KB is hierop volgens art 2 van het KB niet van toepassing. Buiten het toepassen van de algemeen geldende goede praktijken zijn er wettelijk geen extra verplichtingen voor houders van varkens die hun dieren vervoeren tussen de verschillende weides.
  • De sanitair verantwoordelijk staat ook in voor bepaalde bijdragen: https://www.dgz.be/varkens/i-r/bijdragen. Het is belangrijk om daar goede afspraken over te maken.


Mijn varken is slachtrijp: wat nu?

Waar slachten?

Het slachten van varkens om het vlees te commercialiseren, mag in de regel alleen gebeuren in een erkend slachthuis. Welke dieren allemaal in een bepaald slachthuis mogen geslacht worden, blijkt uit de erkenning die door de Minister aan het slachthuis werd verstrekt. Dit kan je nagaan in de lijst van de erkende inrichtingen.

Een noodslachting buiten het slachthuis is niet mogelijk voor varkens. Immers, op grond van regels ter bescherming tegen de mogelijke verspreiding van varkenspest is het vervoer van varkens voor noodslachting verboden. Meer info op de website van het FAVV (www.favv-afsca.be).

Op de regel dat varkens in een slachthuis geslacht moeten worden, geldt op het moment van schrijven de uitzondering van de thuisslachting door een particulier. Bij een particuliere slachting mag het vlees uitsluitend worden aangewend voor de behoeften van de eigenaar en zijn gezin. Met andere woorden: er mag geen vlees in de handel worden gebracht of aan derden worden afgestaan. Merk op: van zodra de nieuwe Codex Dierenwelzijn in voege zal zijn, wijzigt deze uitzondering. In de ontwerptekst staat dit als volgt omschreven:

§2. De Vlaamse Regering erkent inrichtingen voor het gegroepeerd slachten van dieren voor particulier huishoudelijk verbruik en kan de voorwaarden ervan bepalen.

§3. Het doden en slachten van schapen, geiten en varkens voor particulier huishoudelijk verbruik buiten een erkend slachthuis of een op grond van paragraaf 2 erkende inrichting is verboden.

Het eerste lid is niet van toepassing op landbouwers als vermeld in artikel 2, 7°, van het decreet van 22 december 2006 tot inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid.

Het eerste lid is eveneens niet van toepassing wanneer het dier niet geschikt is om naar het slachthuis of de inrichting, vermeld in het eerste lid, vervoerd te worden overeenkomstig verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer.

Mobiel slachten

Het dalend aantal slachthuizen maakt dat transportafstanden steeds groter worden en de nog resterende (vaak grote) slachthuizen steeds moeilijker toegankelijk zijn voor landbouwers met kleinere dierenaantallen en/of voor landbouwers die biologisch gecertificeerd willen slachten. Onder meer in die context gaan meer en meer stemmen op om mobiel slachten (van varkens maar evenzeer van runderen, pluimvee, etc.) mogelijk te maken met behulp van Mobiele Slacht Eenheden (MSE). Het op verantwoorde wijze aan huis slachten kan bijdragen aan bijvoorbeeld thuisverkoop of aparte afzetkanalen. Meer informatie is te vinden in de Omzendbrief betreffende de erkenning en de werking van de mobiele slachthuizen en uitsnijderijen.

Bioforum Vlaanderen bracht de beschikbare informatie samen via literatuurstudie en (buitenlandse) bezoeken, en startte overleg op met verschillende belanghebbenden zoals veehouders, fabrikanten van MSE, slachthuizen, FAVV, Steunpunt Korte Keten, vergunningsverlenende overheden etc. Meer info is hier te vinden: https://www.bioforumvlaanderen.be/sites/default/files/BA46_Mobieleslachteenheden.pdf. Dit werk wijst uit dat MSE praktisch perfect haalbaar is en voordelig is voor dierenwelzijn en vleeskwaliteit. Het vervoer van de stal naar het slachthuis is de meest stressvolle tijd voor dieren. Door ze in hun vertrouwde omgeving te slachten, wordt die stressfactor uitgeschakeld.

Voor het mobiel slachten van varkens werd verder informatie ingewonnen in Nederland bij Innohow en BioNext. Zij onderzochten het mobiel slachten van varkens tot half karkas. Dat is in principe het hele traject wat nu ook in klein slachthuis plaatsvindt. Enkele uitgangspunten zijn:

  • Bedwelmen dier per dier met elektrische tang.
  • De mobiele slachterij neemt de karkassen en alle reststromen weer mee.
  • De verwachte capaciteit met twee personen is max. 30 varkens per dag (meer zou kunnen, maar dan moet je meer logistiek regelen om alle vlees en reststromen mee te nemen).
  • Minimaal aantal varkens per keer om nog enigszins qua prijs interessant te zijn is 10 varkens.
  • Verwachte kosten bij 30 varkens per keer: €50 - €60 per varken. Hoe minder varkens, hoe duurder de kostprijs per varken zou worden.

Ter vergelijking: de slachtprijs in een slachthuis ligt op ongeveer €30 - €35 per varken. Anderzijds zijn er dus een aantal voordelen, zoals het vermijden van transport van levende dieren en de kosten, tijd en mogelijke stress die hiermee gepaard gaan. Het vermijden van stress komt ook de vleeskwaliteit ten goede. Een mobiele slachteenheid is tevens een oplossing bij een vervoersverbod bij het optreden van dierziekten en voor dieren die niet transportwaardig zijn. In Nederland (Provincie Overijssel) wil men alvast verdere stappen zetten in het investeren in een MSE voor varkens.

Wettelijke randvoorwaarden voor slachten op de boerderij zijn:

  • Erkenning door FAVV;
  • Omgevingsvergunning;
  • Veterinaire keuring vóór en na slachten (kostprijs zo’n 44 euro/u + km indien > 40 km). Minstens 24u voor het slachten moet de veehouder het VKI-document (Informatie over de Voedselketen) aanleveren aan het slachthuis (http://www.favv-afsca.be/dierlijkeproductie/dieren/vki/varkens/default.asp). In dit document moet buitenbeloop worden aangegeven aangezien het een iets uitgebreidere keuring van de karkassen betreft;
  • Slachtafval afvoeren conform VLAREM;
  • Afvalwater afvoeren conform VLAREM;
  • Autokeuring;
  • Bio-controle indien van toepassing.

De huidige wetgeving (voedselveiligheid, afvalbeheer, …) maakt mobiel slachten complex. Ook de economische haalbaarheid is geen evidentie. Voor pluimvee lijkt het momenteel een haalbare piste, maar uit een analyse blijkt dat het mobiel slachten van bv. varkens of runderen economisch gezien moeilijk haalbaar is. Daarom onderzocht Bioforum ook de mogelijkheid om het rund op de boerderij te doden en de verdere afhandeling in een regulier slachthuis uit te voeren. Dit concept noemt men een ‘mobiele dodingsunit’ (MDU). Deze praktijk wordt reeds enige tijd toegepast in Zwitserland en Duitsland. In deze MDU worden de dieren eerst verdoofd en verbloed.

Ook in Nederland is sedert begin 2019 een MDU actief (https://www.mobielslachthuis.nl/). Het is weliswaar niet de bedoeling dat deze MDU gebruikt wordt voor kleine aantallen dieren, maar enkel als vorm van noodslachting voor dieren die om een of andere reden niet meer op transport kunnen (kreupel, wonde,…). Het dier wordt op het bedrijf gedood en het karkas wordt dan binnen een zo kort mogelijke tijdspanne naar een regulier slachthuis gebracht voor verdere verwerking. Dit blijkt technisch haalbaar én een grote meerwaarde op vlak van stressvrij slachten. De economische haalbaarheid is echter nog een uitdaging. Dit systeem is ook in België mogelijk, maar dan enkel als de MDU verbonden is aan een erkend slachthuis. Tot nu toe bestaat dit echter nog niet. Bovendien zou dit voor varkens toch niet mogen gebruikt worden om verspreiding van varkenspest tegen te gaan (zie hierboven).

Autocontrole en goede hygiënepraktijken

Zowel de Europese als de Belgische wetgeving leggen de verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid bij de operatoren in de voedselketen. In België wordt dit in detail uitgewerkt in het KB van 14/11/2003.

Voor de productie van varkensvlees, net als voor alle andere producten in de voedselketen, is het hierbij verplicht om een autocontrolesysteem (ACS) te hebben. Zo’n ACS is het geheel van maatregelen die door de operatoren worden genomen om ervoor te zorgen dat de producten: (1) voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake voedselveiligheid; (2) voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake kwaliteit van zijn producten, waarvoor het FAVV bevoegd is; (3) voldoen aan de voorschriften inzake traceerbaarheid en het toezicht op de effectieve naleving van deze voorschriften. En dit, in alle stadia van de productie, verwerking en distributie. In de primaire productie is het autocontrolesysteem gebaseerd op de naleving van de hygiënevoorschriften en op het bijhouden van de nodige registers. Enkele van de (wettelijke) verplichtingen omtrent o.a. de bij te houden registers, de kadaveropslag, reinigen en ontsmetten, de risico-enquête op varkensbedrijven, en de aankoop van dieren en sperma vind je op de volgende webpagina https://www.varkensloket.be/bedrijfsmanagement/starten-prof-varkenshouder. Zie verder ook https://www.favv-afsca.be/professionelen/autocontrole/hygiene/.

Aandachtspunten rond de boomcomponent in een buitenbeloop met beplanting

Aanplant en kap van bomen en struiken

Voor wetgeving van toepassing voor de aanplant of het verwijderen van bomen en struiken in een landbouwcontext, verwijzen we naar deze infofiche waarin de algemeen geldende regels beschreven staan.

Voor een overzicht van mogelijke steunmaatregelen voor de aanplant en het onderhoud van bomen en struiken in een landbouwcontext, verwijzen we naar deze infofiche.

Varkens in het bos?

Ook al was het een historisch gebruik, beweiden van varkens in bossen is niet toegelaten, behalve wanneer daar een machtiging is voor verleend door het ANB. ANB zal dit enkel doen wanneer die beweiding kan aanzien worden als een maatregel kaderend in bosbeheer. Denk daarbij bv. aan het omwoelen van de bodem om natuurlijke verjonging van bomen te krijgen (veel boomzaden hebben minerale grond nodig om te kunnen kiemen).

Aandachtspunten inzake oogst van fruit of noten in een buitenbeloop

Specifiek voor de fruitteelt is het belangrijk dat de producten bestemd voor menselijke consumptie niet in aanraking komen met mest. Producenten die fruit of groenten leveren aan retailers via de veiling, moeten daarnaast ook voldoen aan de GLOBALG.A.P. voorwaarden. Dit is een bovenwettelijk lastenboek. Met andere woorden, niet de wetgever maar de veiling zelf legt dit op. Dit zijn richtlijnen voor een ‘Goede Agrarische Productie’ van groenten en fruit en hebben betrekking tot voedselveiligheid, milieuverontreiniging, gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en natuurlijke hulpbronnen, gezondheid, welzijn en veiligheid van het personeel en biodiversiteit.

Dit lastenboek stelt ook dat dierlijke mest in theorie ten minste 60 dagen voor de oogst ingewerkt moet zijn in het perceel. Concreet betekent dit dat er ongeveer een 8-tal weken voorafgaand aan en op het moment van fruitoogst geen varkens in de buitenloop met fruit- of notenbomen aanwezig mogen zijn, hoewel dit geen officieel vastgelegde tijdsspanne is. Dit kan uiteraard een uitdaging zijn, zeker in situaties waarbij de dieren verplicht toegang dienen te hebben tot een buitenloop.

Daarnaast moet het gebruikte materiaal bij het oogsten altijd schoon zijn en mag het laaghangend fruit niet geoogst worden: door opspattend regenwater is er hier een risico op aanwezigheid van mest van de varkens. Wanneer er geoogst wordt door schudden, zoals bv. soms bij walnoten gebeurt, dan moet er gewerkt worden met een doek dat contaminatie met mest vermijdt en dus ondoordringbaar is.

Wanneer het fruit niet via retailers wordt verkocht, en bijvoorbeeld via thuisverkoop of korteketen verkoop, moet niet voldaan worden aan de GLOBALG.A.P. voorwaarden. Vanzelfsprekend moeten wél de GHP gevolgd worden en blijft het in die gevallen wenselijk om contact tussen het fruit en mest uit te sluiten.


Verder lezen

Voor wie zich verder wil verdiepen in deze materie, lijsten we hier een aantal andere publicaties over varkens in buitenbeloop op:

Tot slot

Met deze infofiche hopen we een correct en overzichtelijk inzicht te brengen in alle wet- en regelgeving relevant voor wie plannen heeft om varkens te houden in een silvopastoraal systeem. Voor meer details en bij twijfel: aarzel niet om contact op te nemen met het Consortium Agroforestry Vlaanderen (info@agroforestryvlaanderen.be), met het Varkensloket (www.varkensloket.be/contact), met de bevoegde instanties (zie hierboven) en/of met Steunpunt Korte Keten (https://steunpuntkorteketen.be/contact). U kunt uw specifieke situatie en bijhorende vragen ook aftoetsen bij de buitendiensten van het Departement Landbouw en Visserij (https://lv.vlaanderen.be/buitendiensten).

Het zal alvast duidelijk zijn dat het kluwen aan (bijkomende) regelgeving het op vandaag niet evident maakt om professioneel varkens te houden in een systeem met buitenbeloop en bomen, alle voordelen op vlak van dierenwelzijn en ecologie ten spijt.

Tussen de letter en de praktijk zitten vaak onzekerheid en schrik voor innovatieve concepten verscholen. Dit leidt tot bedrijfsonzekerheid voor pioniers. Vanuit het Consortium Agroforestry Vlaanderen pleiten wij dan ook voor regelluwe experimenteerzones, gemonitord door een neutrale derde partij (bv. een onderzoeksinstelling) en geëvalueerd op feitelijke impact.