Informatiefiche Begeleidingssnoei in functie van kwaliteitshout

05/06/2025

Dit informatiefiche is geschreven door Sander van Daele en is ontwikkeld in het kader van het Interreg-project CAMBIUM. Liever onderstaande tekst lezen in een document? Klik dan op: Begeleidingssnoei in functie van kwaliteitshout

Introductie

Voor de boom zelf is het niet nodig dat hij gesnoeid wordt. Als hij opgroeit in het volle licht, zoals meestal het geval is in agroforestry, dan zullen veel bomen veel dikke, lage takken ontwikkelen die de volledige levensduur eraan blijven zitten. Als hij opgroeit in een schaduwrijk bos, dan proberen veel bomen langs de kortste weg (recht naar boven dus) te sprinten naar het licht en ontwikkelen ze een lange, rechte stam waarop lage takken afsterven door lichtgebrek (natuurlijke stamreiniging) en krijg je lange takvrije stammen: denk aan de kathedraalbeuken in het Zoniënwoud. Zowel een laag vertakte als een hoog vertakte stam zijn dus natuurlijke groeivormen van bomen, afhankelijk van waar ze opgroeien, maar die laatste zijn economisch wel interessanter. Het is bijvoorbeeld makkelijker om balken, planken of in het beste geval fineer te maken van een rechte stam zonder zijtakken. Fineer zijn zeer dunne (tot 0,5 mm) platen die gesneden of geschild worden van een stam om multiplex of andere houtplaten van te maken.

Als kwaliteitshout een doelstelling is, dan mik je best op die lange, rechte, takvrije en liefst ook dikke stammen. In het bos durft dat bij sommige soorten (eiken, beuken) wel eens lukken zonder snoei maar in agroforestry zal dit enkel lukken door een goede begeleidingssnoei toe te passen.

Bijkomende motivatie in agroforestry om te snoeien, is, naast kwaliteitshoutproductie, ook van dubbele praktische aard:

  • Op een agroforestryperceel groeit ook een landbouwgewas of loopt er vee rond nabij de bomen. Door lage zijtakken weg te nemen, creëer je de nodige ruimte voor deze gewassen of dieren.
  • Een tractor of andere (grote) machine moet kunnen passeren op de meeste landbouwpercelen, waardoor dikke lage zijtakken een probleem vormen.

Hoe lang en dik moeten bomen zijn om ze te kunnen vermarkten?

Om te weten hoe lang en hoe dik die bomen moeten zijn, bieden de houtmarktdata (Houtopbrengsten uit agroforestry) ons goede handvatten.

De gewenste dikte (diameter) van de stam is soortafhankelijk:

  • Voor inlandse eiken (wintereik en zomereik) geldt: hoe dikker de stam, des te beter. Bomen met stamdiameter van 80 cm en meer halen vaak de hoogste prijzen.
  • Bij soorten waar het risico op kernrot hoger is (bijv. populier), zijn kleine diameters (45 – 55 cm) juist meer waard.
  • Voor nichetoepassingen en soorten waarvan maar zelden hout van een redelijke dimensie beschikbaar komt (bijv. buxus, taxus, gouden regen, hulst), liggen die normen anders en zijn kleinere stukken vaak ook al veel waard. De uitdaging hier is om die nichemarkt voor dergelijk hout te vinden.

Qua lengte wensen zagerijen stamstukken van minimum 3 m lengte. Uit één stam kunnen meerdere stukken van 3 m komen. Het stamstuk dat je wilt oogsten als kwaliteitshout heeft dus best een lengte dat overeenkomt met een veelvoud van 3 m. Omdat de houtkwaliteit onder- (stamvoet) en bovenaan (kroonaanzet) de stam wel eens lager ligt, houd je hier het best rekening mee. Vandaar dat je het best 1 m marge neemt. Uit een stam van 7 meter krijg je dan twee goede stukken van 3 m, uit een stam van 10 m drie goede stukken van 3 m, enzovoort.

Een takvrije stam van 4 tot 7 m is haalbaar door een stokzaag van 5 m lang te gebruiken (Snoei van kwaliteitshout in agroforestry-context). Indien je een nog langere takvrije stam wenst, kun je gebruik maken van een hoogtewerker of snoeiladders (zie vb. deze link: https://bosplus.be/wp-content/uploads/2022/02/Bosrevue73aInverde_De_Distel_Snoeiladder.pdf).

Welke factoren bepalen de vermarktbare stamlengte en -dikte?

De doellengte is voor een deel afhankelijk van wat praktisch haalbaar is, maar ook van de standplaats en de boomsoort. Omdat het de bedoeling is dat de boom na het bereiken van de gewenste takvrije hoogte nog flink verder groeit, moet er namelijk ook nog een voldoende grote kroon overblijven. De bladeren van de bomen zijn immers de energiecentrales die voor groei zorgen. Een boom met een takvrije stam van 10 m met daarop een kruin van 5 m hoog zal niet veel meer groeien. Op vruchtbare bodems worden bomen groter en kan eventueel op een takvrije lengte van 10 m gemikt worden, bijv. bij populieren. Toch zal in de meeste gevallen een stamlengte van 7 m ambitieus genoeg zijn. Op armere standplaatsen (zand) en/of voor kleinere boomsoorten (bijv. lijsterbes, walnoot, veldesdoorn) zal in veel gevallen 4 m ambitieus genoeg zijn.

Op het moment dat de top van de boomkruin 4 m bereikt, moet je beslissen of je mikt op een takvrije stam van 4 m of meer. Want ten behoeve van de takvrije stamlengte is het niet nodig om nog te snoeien in de kruin daarboven.

Het kwaliteitshout van een stam zit in de zone waarin geen snoeiwonden zitten. Als eenvoudige maatstaaf kan je de “bierviltjesregel” toepassen: eens de stamdiameter de grootte van een bierviltje heeft (ca. 10 cm), moeten alle takken eraf om aan de buitenkant een voldoende dikke schil “foutvrij” hout te hebben. De overgroeiing van de wonden aan alle kanten van de stam in rekening brengend (ca. 5 cm), leidt dan tot een kern van 20 cm die fouten mag bevatten. Mikkend op een kaprijpe diameter van 60 cm is er dan een schil rondom van 20 cm waarin het kwaliteitshout zit. Dikker mag natuurlijk ook.

snoei

Wanneer snoeien?

Met de begeleidingssnoei start je als de boom goed is aangeslagen en stevig begint te groeien. Voor gemakkelijk wortelende soorten, zoals populier, lijsterbes, boskers, zal dat vaak al tijdens het tweede groeiseizoen zijn. Voor trager groeiende soorten die moeilijker aanslaan, zoals eik of notelaar, kan dat enkele jaren langer duren.

Spreid de begeleidingssnoei over snoeibeurten die elke 2-3 jaar plaatsvinden. Bij zeer snelle groei, kan het zelfs aangewezen zijn om jaarlijks te snoeien. Door een dergelijke korte omlooptijd aan te houden, is het mogelijk om de ingreep beperkt te houden (< 20 à 30%). Ook worden zo probleemtakken op tijd weggehaald. Als dit niet gebeurt, kan de kroonontwikkeling verstoord worden en creëer je grote snoeiwonden wat een negatief effect heeft op de kwaliteit en dus de opbrengst van het hout.

Zomer- of wintersnoei?

Begeleidingssnoei in functie van kwaliteitshout is er op gericht om takken weg te nemen. Dit doe je best in de zomer als het droog en niet te warm weer is, dus tijdens het groeiseizoen wanneer de bomen volop in blad staan. Zo kan de boom onmiddellijk reageren op de verwonding om zo infecties tegen te gaan. Dat is – in tegenstelling tot wat nog vaak wordt gedacht – niet tijdens zijn winterrust, maar tijdens het groeiseizoen. In de zomer kan de boom wonden actief afgrendelen en start de wondovergroeiing onmiddellijk.

Er zijn ook enkele voordelen aan ’s winters te snoeien. In deze periode is er minder ander werk en, doordat er geen bladeren aan de bomen staan, heb je een beter zicht op het werk en is er minder snoeiafval. Nadelen van wintersnoei zijn dat wonden enkel passief afgegrendeld worden en dat de wondovergroeiing pas het volgende groeiseizoen op gang komt. Bij sterk afgrendelende bomen, zoals eik, zijn bij een correcte wintersnoei weinig problemen te verwachten, hoewel ook daar zomersnoei de voorkeur geniet. Wat je zeker nooit mag doen, is snoeien wanneer het vriest of wanneer vorst wordt aangekondigd. Snoeien tijdens het uitlopen en het vallen van het blad doe je beter niet, om de boom niet onnodig te belasten.

Een aantal boomsoorten (walnoot, haagbeuk, esdoorns, berk) is gevoelig voor ‘bloeden’. Het gaat om water dat uit het houtweefsel ‘gestuwd’ wordt door worteldruk. De kans op bloeden bestaat vanaf het moment van herfstverkleuring tot de boom volledig in blad staat. Het is dus aangewezen om deze soorten alleen te snoeien in de zomer. Verwar het bloeden na snoei niet met slijmvloed of bloedingsziekte, die beide het gevolg zijn van een aantasting.

Hoe snoeien?

Bij het snoeien houdt men zoveel mogelijk rekening met de natuurlijke processen in de boom. Door correct te snoeien, verloopt het natuurlijke afgrendelings- en overgroeiingsproces optimaal. Er bestaat slechts één correcte plaats om een tak weg te snoeien (zie Figuur 1): vlak achter de takkraag, de overgangszone tussen stam en tak. De al dan niet verdikte takkraag bevat zowel tak- als stamweefsel. Wordt deze tijdens het snoeien beschadigd (bv. door vlak langs de stam te zagen), dan wordt niet enkel takweefsel weggenomen, maar wordt ook een stamwonde gemaakt. Dit zorgt voor infectie en inrotting van de stam. De takkraag is bij sommige soorten duidelijker te zien dan bij andere en is bij sommige takken gemakkelijker te vinden dan bij andere. In de praktijk komt het er op neer dat je nooit vlak langs de stam mag snoeien maar dat je altijd een hoek van ongeveer 30° à 45° moet aanhouden (haaks op de groeirichting van de te snoeien tak).

Je kan snoeien met een snoeischaar of trekzaag Tot maximaal 4 à 5 m kan je van op de grond met een snoeischaar of zaag op telescopische stokken werken (zie foto rechts). Voor hogere snoeiwerken is een ladder of hoogtewerker aangewezen. Begeleidingssnoei vergt redelijk wat expertise en inzicht in boomgroei, het is dan ook aangewezen om een cursus (bijv. via de Nationale Boomgaardenstichting) te volgen waarin de praktijk wordt aangeleerd.

snoei

Figuur 1. Bij een goede snoei wordt de tak weg gesnoeid en niet de takkraag (Technisch Vademecum Bomen, 2008).

Snoeitips

  • Om het risico op infectie en rot te beperken, moet de diameter van de gesnoeide takken zo klein mogelijk blijven (max 5-8 cm diameter). Dit wil zeggen dat je in een vroeg stadium moet kunnen voorzien of een tak al dan niet gewenst is of al dan niet een probleem zal vormen wanneer de boom ouder wordt. Snoei dikkere takken alleen als het echt niet anders kan, bv. bij achterstallige snoei.
  • Snoei in één snoeibeurt bij voorkeur niet meer dan 20% van het bladvolume weg, anders breng je het evenwicht tussen wortelgestel en kroon te veel uit balans en zal de boom reageren door nieuwe scheuten te vormen op de wonden. Samen met de vorige tip wil dit dus zeggen dat je meestal eerst de dikke takken moet wegsnoeien. Bij zeer snel groeiende bomen, kan het nodig zijn om meer te snoeien in één keer.
  • Vermijd bij het snoeien inscheuren van de bast op de takkraag of de stam. Zaag bv. bij zwaardere takken eerst de tak af op ongeveer 40 cm en zaag daarna de stomp af.
  • Wondafdekmiddel doet meestal meer kwaad dan goed. Dit is enkel goed bij bomen die gevoelig zijn voor meniezwammetje (esdoorn, olm, linde, paardenkastanje).

Welke takken moet je prioritair wegsnoeien?

Bij begeleidingssnoei evalueer je de boom van boven (tot en met de gewenste takvrije lengte) naar onder.

  • Bij dubbele toppen neem je de minst rechte of minst dominante weg. Als beide takken van de dubbele top quasi gelijk zijn: behoud dan de tak aan de kant van de dominante windrichting (zuidwest), door de windwerking zal die makkelijker in het verlengde van de stam groeien en dus een rechte stam maken.
  • Zijtakken die sterk naar boven groeien (zuigers) en dreigen de dominantie van de eindscheut over te nemen moet je wegsnoeien.
  • Zijtakken die een te scherpe hoek vormen met de stam en een “plakoksel” hebben, neem je zo snel mogelijk weg.
  • Een hogere (onder de takvrije lengte die je voor ogen hebt) dikke tak verdient ook de voorkeur om weggenomen te worden dan een lagere even dikke tak. De lagere tak zal namelijk door lichtgebrek niet zo veel meer verdikken en kan dus ook nog tijdens een volgende snoeibeurt weggenomen worden.
  • Dode takken neem je sowieso weg, die tellen ook niet mee voor die 20%.
  • Dreig je met de probleemtakken alleen aan veel meer dan 20% te komen, dan kan je ook enkel een deel van de probleemtak wegnemen en bij een volgende snoeibeurt (één of twee jaar later) de volledige tak wegnemen. Door het wegknippen van de eindscheut van een tak, verminder je de toekomstige diktegroei.
  • Als je na het wegsnoeien van de “probleemtakken” nog geen 20% van de kroon hebt weggenomen (wat meestal het geval zal zijn), kan je nog enkele van de onderste takken (de dikste) verwijderen.

Samengevat

Eerst beslissen welke takvrije stamlengte je wilt realiseren.De zomer is veruit de beste periode om te snoeien voor het bereiken van kwaliteitshout.Altijd de takkraag laten staan.Dubbele toppen en zuigers eerst wegsnoeien.

Projectlogo CAMBIUM
Dit informatiefiche is geschreven door Sander van Daele en is ontwikkeld in het kader van het Interreg-project CAMBIUM.

Ook interessant

Projectnieuws 18/11/2025

Vier bakens van vernieuwing voor de boslandbouw

Vier bakens cambium
Binnen Cambium passen we op vier bedrijven de meest recente inzichten, methoden en technieken toe met als resultaat een concrete en geïntegreerde bedrijfsspecifieke agroforestry-oplossing. Deze bedrij...