Informatiefiche Snoei en nazorg voor de bomen

18/02/2021

Na de aanplant van je agroforestry-systeem is een degelijke opvolging nodig wil je hiervan op je bedrijf een succesverhaal maken. De aandachtspunten zijn afhankelijk van het doel.

Waar moet je op letten tijdens de eerste jaren na aanplant?

Een eerste belangrijke aandachtspunt is het vermijden van stamschade door landbouwmachines, vee of wild. Is het beoogde doel van de agroforestry-aanplant kwaliteitshout produceren, let er dan zeker op dat er geen stambeschadiging optreedt door botsing met machines of veeg- of vraatschade van wild of vee. Is er toch schade dan is het in de meeste gevallen onmogelijk om kwaliteitshout te produceren.

Controleer ook minstens 1 keer per jaar de steunpaal en boomband. Bij de steunpaal wordt gekeken naar de stevigheid en eventuele verrotting. Let er op dat de steunpaal de stam niet beschadigt. De boomband wordt gecontroleerd op de strakheid en wordt losser of vaster gemaakt indien nodig.

Steunpaal en boomband
Steunpaal en boomband


Een losgekomen of rotte steunpaal haal je best weg. Enkel als de boom nog ondersteuning nodig heeft, is vervanging nodig. Als er bij controle kans blijkt op beschadiging van de stam door de steunpaal, dan moet deze opnieuw (ver genoeg, minstens 30 cm) geplaatst worden. Doorgaans is de eigen verankering van de boom voldoende na twee tot drie groeiseizoenen. Dan wordt de steunpaal het best weggenomen. Steunpalen die geen kans maken om stambeschadiging te veroorzaken, kunnen gerust wat langer blijven staan om bescherming te bieden tegen landbouwmachines. Het is dan wel belangrijk dat de boomband wordt weggenomen.

Afgebroken toppen kunnen problemen geven om de gewenste stamlengte te bereiken bij de productie van kwaliteitshout.
Afgebroken toppen kunnen problemen geven om de gewenste stamlengte te bereiken bij de productie van kwaliteitshout.


Een tweede belangrijk aandachtspunt gedurende de eerste jaren na aanplanting is de stam- en kroonontwikkeling. Als het plantgoed van een goede kwaliteit is (rechte stam en één dominante topscheut, let hier op bij aanschaf), moet je bij aanplanting niet snoeien. Ook in het eerste groeiseizoen snoei je beter niet: de boom heeft dan alle beschikbare energie nodig om een stevig wortelgestel te vormen. Afgebroken, dode takken kan je wel wegsnoeien. Bij beschadiging of sterfte van de topscheut (bv. door houtduiven, kraaien of droogte), zal een zijscheut de dominantie overnemen. Sterfte van de topscheut door houtduiven of kraaien kan je voorkomen door een stok aan de topscheut vast te maken zodat deze verstevigd wordt en niet meer kan afkraken. Vlot aanslaande soorten met een snelle jeugdgroei (zoals populier, wilg, els, kers) vereisen in het tweede groeiseizoen mogelijks wel al begeleidingssnoei. Bij tragere soorten zoals eik en notelaar wacht je best nog wat langer.

Op droogtegevoelige percelen kan het aangewezen zijn om de wortelzone tijdens het eerste groeiseizoen vegetatievrij te houden. Bestrooiing met mulch, hout- of schorssnippers kan hierbij helpen. Zie hiervoor ook de rubriek ‘aanleg en beheer van de boomstrook’.

Wanneer boombescherming is aangebracht, is het raadzaam om ook deze te controleren op schade en waar nodig te herstellen zodat stamschade door wild of vee kan worden voorkomen.

Wanneer en hoe de bomen snoeien

Onderstaande informatie is afkomstig uit het Technisch Vademecum Bomen (ANB en Inverde, 2008). Voor meer uitgebreide informatie omtrent snoeien verwijzen we u graag verder naar dit Vademecum.

Snoeitijdstip

Het snoeitijdstip is onder meer afhankelijk van het doel van de snoei, maar als algemene regel geldt dat bomen bij voorkeur gesnoeid worden in de late lente of de zomer wanneer ze volop in blad staan. Zo kan de boom onmiddellijk reageren op de verwonding om zo infecties tegen te gaan. Dat is – in tegenstelling tot wat nog vaak wordt gedacht – niet tijdens zijn winterrust, maar tijdens het groeiseizoen. Dan kan de boom wonden actief afgrendelen en start de wondovergroeiing onmiddellijk. Al zijn er nog altijd enkele voordelen om ’s winters te snoeien: in deze periode is er minder werk en, doordat er geen bladeren aan de bomen staan, heb je een beter zicht op het werk en is er minder snoeiafval. Dergelijke snoei wintersnoei heeft echter vooral tot doel om nieuwe scheutvorming te stimuleren, wat bij snoei voor kwaliteitshoutproductie absoluut niet het geval is. Nadelen van wintersnoei zijn dat wonden enkel passief afgegrendeld worden en dat de wondovergroeiing pas het volgende groeiseizoen op gang komt. Bij sterk afgrendelende bomen, zoals eik, zijn bij een correcte wintersnoei weinig problemen te verwachten, hoewel ook daar zomersnoei de voorkeur geniet. Wat je zeker nooit mag doen, is snoeien wanneer het vriest of wanneer vorst wordt aangekondigd. Als gesnoeid wordt in het groeiseizoen, moet wel rekening gehouden worden met het broedseizoen van de vogels.

Snoeien tijdens het uitlopen en het vallen van het blad doe je beter niet, om de boom niet onnodig te belasten.

Een aantal boomsoorten is gevoelig voor ‘bloeden’. Het gaat om water dat uit het houtweefsel ‘gestuwd’ wordt door worteldruk. De kans op bloeden bestaat vanaf het moment van herfstverkleuring tot de boom volledig in blad staat. Het is dus aangewezen om deze soorten alleen te snoeien in de zomer. Dit geldt onder meer voor esdoorn, berk, notelaar en populier.

Verwar het bloeden na snoei niet met slijmvloed of bloedingsziekte, die beide het gevolg zijn van een aantasting.

Aangezien het snoeitijdstip ook invloed heeft op de mate waarin hergroei mag verwacht worden, wordt het snoeitijdstip ook bepaald door het doel van de snoei. Wintersnoei levert meer nieuwe scheuten op uit slapende of adventiefknoppen, zeker als er sterk gesnoeid wordt. Bomen knotten gebeurt dus altijd ’s winters. Als dit soort snoei tijdens de zomer zou gebeuren, is de kans op afsterven van de boom zeer groot, hij heeft dan te weinig energiereserves om zijn bladmassa te herstellen. Ook de meeste fruitbomen hebben een wintersnoei nodig om zoveel mogelijk vruchthout te vormen (zie de website van de Nationale Boomgaardenstichting voor info over snoeitijdstippen bij fruitbomen). De meeste andere snoeitechnieken kunnen beter in de zomer uitgevoerd worden om de vorming van waterlot te vermijden en de kans op infecties te verminderen. Waterlot wegsnoeien gebeurt het best in de zomer. Dan is de hergroei minimaal.

Zomersnoei bij de productie van kwaliteitshout. Door zomersnoei bekomen we sneller een gewenste stamdikte.
Zomersnoei bij de productie van kwaliteitshout. Door zomersnoei bekomen we sneller een gewenste stamdikte.


Snoeitechniek

Bij het snoeien houdt men zoveel mogelijk rekening met de natuurlijke processen in de boom. Door correct te snoeien, verloopt het natuurlijke afgrendelings- en overgroeiingsproces optimaal. Er bestaat slechts één correcte plaats om een tak weg te snoeien (zie figuur): vlak achter de takkraag, de overgangszone tussen stam en tak. De al dan niet verdikte takkraag bevat zowel tak- als stamweefsel. Wordt deze tijdens het snoeien beschadigd (bv. door vlak langs de stam te zagen), dan wordt niet enkel takweefsel weggenomen, maar wordt ook een stamwonde gemaakt. Dit zorgt voor infectie en inrotting van de stam. De takkraag is bij sommige soorten duidelijker te zien dan bij andere en is bij sommige takken gemakkelijker te vinden dan bij andere. In de praktijk komt het er op neer dat je nooit vlak langs de stam mag snoeien maar dat je altijd een hoek van ongeveer 30° à 45° moet aanhouden (haaks op de groeirichting van de te snoeien tak).

Bij een goede snoei wordt de tak weg gesnoeid en niet de takkraag (Technisch Vademecum Bomen, 2008).
Bij een goede snoei wordt de tak weg gesnoeid en niet de takkraag (Technisch Vademecum Bomen, 2008).


Tips:

  • Om het risico op infectie en rot te beperken, moet de diameter van de gesnoeide takken zo klein mogelijk blijven (max 5-8 cm diameter). Dit wil zeggen dat je in een vroeg stadium moet kunnen voorzien of een tak al dan niet gewenst is of al dan niet een probleem zal vormen wanneer de boom ouder wordt. Snoei dikkere takken alleen als het echt niet anders kan, bv. bij achterstallige snoei.
  • Snoei in één snoeibeurt nooit meer dan 20% van het bladvolume weg, anders breng je het evenwicht tussen wortelgestel en kroon te veel uit balans en zal de boom reageren door nieuwe scheuten te vormen op de wonden. Samen met de vorige tip wil dit dus zeggen dat je meestal eerst de dikke takken moet wegsnoeien.
  • Vermijd bij het snoeien inscheuren van de bast. Zaag bv. bij zwaardere takken eerst de tak af op ongeveer 40 cm en zaag daarna de stomp af.
  • Wondafdekmiddel doet meestal meer kwaad dan goed. Dit is enkel goed bij bomen die gevoelig zijn voor meniezwammetje (esdoorn, olm, linde, paardenkastanje).

Begeleidingssnoei

Is het doel kwaliteitshout dan zal vooral worden ingezet op begeleidingssnoei. Met begeleidingssnoei wil je een rechte, fout- en takvrije stam en een evenwichtige kroon bewerkstelligen wat noodzakelijk is om kwaliteitshout te produceren. Eenmaal de vereiste takvrije stamlengte bereikt is (voor een goede groei maximaal 1/3 van de totale verwachte boomhoogte), houdt de begeleidingssnoei op en is het de bedoeling dat de overblijvende kroon verder uitgroeit en de stam verdikt. Als enkel biomassaproductie het doel is, dan is (begeleidings)snoei niet noodzakelijk maar vaak wel nodig om de doorgang van landbouwmachines niet te verhinderen.

Met de begeleidingssnoei start je als de boom goed is aangeslagen en stevig begint te groeien. Voor gemakkelijk wortelende soorten zoals wilg, populier maar ook kers, zal dat al tijdens het tweede groeiseizoen zijn. Voor trager groeiende soorten die moeilijker aanslaan zoals eik of notelaar, kan dat enkele jaren langer duren.

Bij begeleidingssnoei evalueer je de boom van boven naar onder.

  • Bij dubbele toppen wordt best de minst rechte of minst dominante weggenomen.
  • Zijtakken die sterk naar boven groeien en dreigen de dominantie van de eindscheut over te nemen moet je wegsnoeien.
  • Zijtakken die een te scherpe hoek vormen met de stam en een “plakoksel” hebben, neem je zo snel mogelijk weg.
  • Een hogere (onder de takvrije lengte die je voor ogen hebt) dikke tak verdient ook de voorkeur om weggenomen te worden dan een lagere even dikke tak. De lagere tak zal namelijk door lichtgebrek niet zo veel meer verdikken en kan dus ook nog tijdens een volgende snoeibeurt weggenomen worden.
  • Dode takken neem je sowieso weg, die tellen uiteraard ook niet mee voor die 20%.
  • Dreig je met de probleemtakken alleen aan meer dan 20% te komen, dan kan je ook enkel een deel van de probleemtak wegnemen en bij een volgende snoeibeurt (één of twee jaar later) de volledige tak wegnemen. Door het wegknippen van de eindscheut van een tak, verminder je de toekomstige diktegroei.
  • Als je na het wegsnoeien van de “probleemtakken” nog geen 20% van de kroon hebt weggenomen (wat meestal het geval zal zijn), kan je nog enkele van de onderste takken (de dikste) verwijderen.

Spreid de begeleidingssnoei over snoeibeurten die elke 2-3 jaar plaatsvinden. Bij zeer snelle groei, kan het zelfs aangewezen zijn om jaarlijks te snoeien. Door een dergelijke korte omlooptijd aan te houden, is het mogelijk om de ingreep beperkt te houden (< 20%). Ook worden zo probleemtakken op tijd weggehaald. Als dit niet gebeurt, kan de kroonontwikkeling verstoord worden en creëer je grote snoeiwonden. Boven de gewenste takvrije stamlengte moet je niet meer ingrijpen en eens die takvrije stamlengte bereikt is, stopt de begeleidingssnoei. Bij de meeste boomsoorten is de te verwachten boomhoogte 20 à 30 m. De maximale takvrije stamlengte om na te streven is 7 à 10 m. Minder mag natuurlijk ook, dan behoudt de boom een diepere en dus grotere kruin en zal hij sneller groeien, maar is er ook meer beschaduwing van het landbouwgewas.

Je kan snoeien met een snoeischaar of trekzaag. Tot maximaal 4 à 5 m kan je van op de grond met een snoeischaar of zaag op telescopische stokken werken. Voor hogere snoeiwerken is een ladder of hoogtewerker aangewezen.

Begeleidingssnoei vergt redelijk wat expertise en inzicht in boomgroei, het is dan ook aangewezen om een cursus te volgen waarin de praktijk wordt aangeleerd.

Snoei bij vruchtbomen

Bij vruchtbomen zal ingezet worden op het creëren van vruchthout. Snoei van fruitbomen zorgt voor het bekomen van de gewenste boomvorm en brengt licht, lucht en zon in de kruin. Al deze elementen zijn nodig om regelmatig en veel gezonde vruchten te bekomen, om takbreuk en ziektes te voorkomen en de bomen een lang leven te gunnen. Vanzelfsprekend kunnen doorrijhoogte en andere vereisten ook bij de boomgaard een rol spelen.

Naargelang de levensfase herkennen we bij fruitbomen 5 soorten snoei:

  • Plantsnoei
  • Vormsnoei
  • Onderhoudssnoei
  • Verjongingssnoei
  • Restauratiesnoei

Uit deze indeling mag duidelijk zijn dat de keuze voor fruitbomen ook een keuze is voor regelmatig onderhoud. Voor meer info, zie het Technisch Vademecum Bomen, en de website van de Nationale Boomgaardenstichting, waar ook info over snoeitijdstippen kan worden teruggevonden.

Onderhoudssnoei

Snoei in de blijvende kroon moet tot een minimum beperkt blijven en is een uitzondering, geen regel. De meeste takken die in de tijdelijke kroon als ‘probleemtakken’ bestempeld worden, mogen in de blijvende kroon gerust blijven zitten. Ze maken deel uit van de habitus van een boom. Dubbele toppen, takkransen, elleboogtakken enz. vormen vaak geen probleem in de blijvende kroon. De probleemtakken die een bedreiging kunnen vormen voor het voortbestaan van de boom of de omgeving, kunnen wel weggehaald worden. Eenmaal de vereiste takvrije stamlengte bereikt is, vermindert het snoeiwerk dus aanzienlijk en moet slechts sporadisch ingegrepen worden.

Om de mechanische belasting op stam en takken te verkleinen en de kroon transparanter en luchtiger te maken, kan op verschillende manieren te werk gegaan worden: uitlichten, uitdunnen of innemen. Elk van deze ingrepen heeft slechts een tijdelijk effect en moet regelmatig herhaald worden.

Bronnen