Informatiefiche Bomen op de akker: afstand, oriëntatie, densiteit

18/02/2021

Voor een succesvol agroforestry systeem zijn heel wat teelttechnische aspecten van belang. In deze kennisfiche focussen we op alley cropping systemen: bomenrijen op het veld, afgewisseld met de teelt van een akker- of tuinbouwgewas. Meer concreet bespreken we keuzes van afstand tussen de bomen(rijen), boomdensiteit en oriëntatie van de bomenrijen.

Afstanden

Bij de keuze van de tussenafstanden, zowel tussen de bomen binnen een rij als tussen de bomenrijen onderling, volstaat het niet om enkel rekening te houden met de groeiruimte per individuele boom. Meerdere aspecten zijn van tel, waaronder:

  • Voldoende ruimte voor machines en onderhoud, zowel tussen de bomenrijen als op de kopakkers (draairuimte);
  • beperken van schaduwworp door de bomen op het gewas (juiste oriëntatie);
  • maximaliseren van de windschermfunctie;
  • rekening houden met de doelstelling: bv. voor kwaliteitshoutproductie is een eerder beperkte afstand tussen de bomen in de rij gunstig om natuurlijke snoei in de hand te werken, terwijl voor vruchtenproductie kleine afstanden niet wenselijk zijn.

De bomen kunnen volgens erg uiteenlopende ruimtelijke configuraties worden aangeplant op het perceel. Daar waar men in akkerbouwsystemen doorgaans kiest voor lijnvormige aanplant om praktische redenen, kan men op weiland onder begrazing voor een meer random verspreiding kiezen over het ganse perceel. In erosiegevoelig gebied, is aanplant volgens de contourlijnen een optie.

De keuze van plantdichtheid hangt af van de gewenste balans tussen de bomen en het gewas, zodat de onderlinge competitie tussen beiden minimaal blijft. We raden aan om op een agroforestry-perceel waar de teelt van (eenjarige) gewassen belangrijk blijft, te mikken op niet meer dan 50 à 80 volwassen bomen per ha. Met het oog op risicospreiding en een selectie na 10 à 20 jaar, kan de aanvankelijke plantdichtheid eventueel hoger zijn.

Vaak wordt aangeraden een rijenafstand van tenminste twee keer de volwassen lengte van de bomen te hanteren, dit om de afname van de gewasproductie door toenemende schaduw van de bomen doorheen de jaren te minimaliseren. De afstanden die in de praktijk op agroforestry-percelen worden gehanteerd, zijn vaak gebaseerd op (een veelvoud van) de breedte van het breedste werktuig dat op de percelen ingezet wordt.

Berekening van de afstand tussen de bomenrijen bij een stabiel agroforestry-systeem in functie van de werktuigen (Liagre en Girardin, 2013)
Berekening van de afstand tussen de bomenrijen bij een stabiel agroforestry-systeem in functie van de werktuigen (Liagre en Girardin, 2013)

Indien een gesloten kronenrij gewenst is, wordt voor de plantafstand in de rij enkele meters dichter geplant dan de uiteindelijke kroonbreedte. Om dus een gesloten kronenrij te krijgen met bomen met een kroonbreedte van 12 m, plant je ze het best op 10 meter afstand. Plant de bomen wel niet té dicht bij elkaar, want elke boom moet nog steeds voldoende ruimte krijgen om zijn kroon te ontwikkelen. Om een onderbroken kronenrij te krijgen, plant je enkele meters wijder dan de uiteindelijke kroonbreedte. Een kleinere plantafstand is ook mogelijk, maar dan zal dunning later nodig zijn. Bij aanplant met het oog op de productie van kwaliteitshout kan ook overwogen worden om op korte afstand kleine groepjes bomen samen te planten, om daar later één ‘toekomstboom’ uit te kiezen.

Ter info: gangbare plantafstanden in de rij voor een aaneengesloten kronenrij zijn:

  • 10-15 m voor bomen hoger dan 12 m;
  • 6-10 m voor bomen tussen 6 en 12 m hoog.

Onderstaande tabel toont de aanbevolen plantafstanden voor een hoogstamboomgaard, uitgaande van een gemiddelde bodemvruchtbaarheid. Deze afstanden zijn zodanig gekozen dat de boomkruinen mekaar in de volwassen levensfase niet zullen raken zodat een goede belichting van de bomen en een gemakkelijk beheer van de boomgaard verzekerd blijven. Voor een agroforestry-perceel met fruitbomen zou de plantafstand in de rij behouden kunnen worden. Wat de afstand tussen de rijen betreft, moet er rekening gehouden worden met o.a. ruimte voor machines en onderhoud (zie hierboven).

Plantafstanden voor hoogstammen (ANB en Inverde, 2008)

Soort

Plantafstand (m)

Appel

9 x 9

Peer

7 x 7

Pruim

7 x 7

Kers

10 x 10

Perzik

6 x 6

Kriek

9 x 9

Kweepeer

6 x 6

Amandel

7 x 7

Abrikoos

6 x 6

Peerlijsterbes

7 x 7

Mispel

6 x 6

Tamme kastanje

12 x 12

Walnoot

12 x 12

Moerbei

8 x 8

Nectarine

6 x 6

Oriëntatie van de bomenrijen

Verschillende factoren spelen een rol bij het kiezen van de oriëntatie van de bomenrijen. De voornaamste daarvan zijn: de vorm en oriëntatie van het perceel, de belichting van het gewas, eventuele bescherming tegen erosie en windschermfunctie.

  • Om het keren met machines te beperken, is de bewerkingsrichting meestal evenwijdig met de langste zijde van het perceel. Je plant dan ook best de bomenrijen evenwijdig met deze zijde.
  • Om de belichting op het gewas te homogeniseren en schaduw te minimaliseren, raadt men een noord‐zuid oriëntatie van de bomenrijen aan. Dit zorgt voor een homogene rijping van het gewas voor de oogst. Bovendien valt, bij een noord‐zuid oriëntatie, de schaduw van de bomen vooral in de bomenrij zelf, waardoor minder competitie met het gewas optreedt.
  • In Vlaanderen komt de wind voor het grootste deel van het jaar uit het zuidwesten. Met een noord-zuid oriëntatie kunnen de bomen dan ook in zekere mate als windscherm optreden: ze vertragen de luchtbewegingen, en waterverlies door evaporatie van het gewas vermindert. Ook het risico op winderosie verkleint.
  • Bomenrijen in combinatie met een vegetatie die de bodem goed bedekt (bv. gras) in de onderlaag helpen bij het afremmen en infiltreren van (overtollig) water. Op hellend terrein wordt ook aangeraden de bomenrijen loodrecht op de helling te plaatsen, hetgeen ook het risico op watererosie verkleint.
  • Hoewel de impact vandaag nog onvoldoende is bestudeerd, kan men, indien men bomen wenst aan te planten op een gedraineerd perceel, rekening proberen te houden met de ligging van de drainagebuizen door de bomen zoveel mogelijk in de ruimte tussen de buizen te planten. Zo vermijdt men dat de wortels in de drainagebuizen groeien en zo hun functie verstoren. Meer info in deze kennisfiche rond drainage.

Conclusie: Rekening houdend met de zon en de wind in Vlaanderen plant u de rijen best zo goed als mogelijk noord-zuid georiënteerd. Drainagebuizen, helling en de vorm van het perceel kunnen goede redenen zijn om hiervan af te wijken.

Bronnen